Barmhartigheid wil ik, geen offers

Matteüs 12:1-21 

In de wereldbeweging voor internationale gerechtigheid klinkt het tegenwoordig van: “Wij willen geen liefdadigheid maar gerechtigheid.” Het had uit de Bijbel kunnen komen.  De vraag is altijd wat je voorop staat, wetten, regels en fatsoen of mensen. En als je mensen voorop stelt, gaat het dan alleen om je eigen mensen, je eigen volk, of zet je de armsten, de zwaksten in de wereld voorop. Matteüs vertelt daar een verhaal over dat gaat over de leerlingen die op de Sabbat, de dag dat je niet werken mag, toch zorgen voor hun eten, dat mocht dus niet. Die formele opstelling wijst Jezus af. Het gaat om de mensen niet om de regels. En daar moeten machthebbers het mee doen. Niet dat je nu ineens mag werken op de Sabbat, of dat bij ons de zondagsrust moet worden afgeschaft. De grootste uitvinding van de Joden was nu eenmaal die Sabbat. Mensen leven niet bij werken alleen, mensen moeten samen kunnen komen en zich bezig houden met Liefde en met wat dat kan betekenen in hun dagelijks leven. Dat geldt niet alleen voor de Joden, dat geldt ook voor ons. Daarom is bij ons de Zondag zo belangrijk. Niet omdat we dan niets zouden mogen, integendeel. Dit verhaal van Matteüs veroordeelt het niet mogen fietsen en het niet mogen voetballen op zondag. Juist op die ene dag van de week moeten mensen iets kunnen proeven van de Koninkrijk waar alle tranen gewist zullen zijn. Dat is een Koninkrijk van plezier en vreugde en samen delen. Het oefenen in samen delen is belangrijk voor de hele wereld.

De vraag die bij het verhaal over die volgelingen die graan maalden op de Sabbat op komt is: in hoeverre mag je op grond van je geloof de wet overtreden? Een vraag die dezer dagen minder eenvoudig te beantwoorden is dan het lijkt. In het licht van de verklaring die Mohammed B. aan het eind van het proces gaf en de ontdekking in Engeland dat het keurig opgevoede maar tot de Islam bekeerde jongens waren die de bommen in Londen lieten ontploffen zou je zeggen dat geloof geen enkel excuus is voor misdrijven. En bij de misdrijven als van Mohammed B en van die jongens in Londen is dat ook zo. Maar toch, we kennen allemaal het gezegde dat als het kalf verdronken is men de put dempt. In het bovenstaande Bijbelstuk gaat het over een schaap dat in een kuil valt. De wet die hier van toepassing is zegt dat je op de Sabbat, zeg maar de zondag, niet mag werken. Op overtreding van die wet stond de doodstraf. Erger kon het dus niet. Maar echt, dat schaap zou uit de put gehaald worden, zoveel is het bezit ons wel waard. En iemand genezen op de Sabbat? Jezus deed het. De autoriteiten van zijn tijd vonden het maar niks, zo openlijk de wet overtreden en, zo vertelt Matteüs, ze maakten plannen om Jezus uit de weg te ruimen. In elke religie, elke levensbeschouwing, vind je terug dat mensen hun religie met dwang willen opleggen aan anderen. Toch is het soort wetsovertreding waar we vandaag over lezen een geheel ander soort wetsovertreding. Wat Jezus laat zien is geen geweld tegen een bestaande samenleving, met willekeurige onschuldige doden als gevolg,  maar liefde voor de mensen. Wat we voor ogen moeten houden is dat de wet er is voor de mensen en de mensen niet voor de wet.

We laten ons lang niet altijd de juiste betekenis van het verhaal tot ons doordringen. We zijn na al die eeuwen zo gewend om aan Jezus van Nazareth te denken als “God zelf”, of als “Christus Koning”, “de Almachtige” en zo dat we aan een Jezus op de vlucht alleen kunnen denken als aan dat kleine kind dat met zijn ouders vluchtte naar Egypte. Maar ook in dit deel van het verhaal vluchtte Jezus van Nazareth voor de autoriteiten uit zijn tijd. Hij had immers in hun ogen de wet overtreden door te genezen op de Sabbat. Was dat genezen dan zijn werk? Het woord “genezen” kan ook vertaald worden met “dienen”: hij diende hen allen. Dat sluit ook aan bij het citaat dat Matteüs gebruikt uit het boek van de profeet Jesaja om duidelijk te maken wat Jezus van Nazareth eigenlijk aan het doen was. Jezus van Nazareth was aan het recht verkondigen. De profeten hadden door gekregen dat het voor een klein volk als Israël geen zin had zich met geweld tegen de grootmachten van de tijd te verzetten. Het vasthouden aan hun unieke overtuiging dat delen met elkaar en zorg voor de minsten de grootste kans op overleving betekenden zouden in de geschiedenis steeds weer het volk van de overheersers bevrijden. In die overtuiging ging ook Jezus van Nazareth te werk. Zonder woordenstrijd, zonder geschreeuw in de straat, maar als beschermer van het zwakste, van het onaanzienlijkste. Het geknakte riet is weinig meer waard, een kwijnende vlam geeft niet meer voldoende licht, maar Jezus van Nazareth doet de zwakken weer recht. Ieder mens is een beeld van God, ieder mens is een zuster of broeder, ieder mens is het waard er met je eigen leven pal voor te staan. Juist omdat hij alle eer afwees verdiende hij de hoogste eer, aanbeden te worden als de God die hij zijn Vader noemde. Hij werd de vervulling van de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf, de vervulling van een profetie als die van Jesaja. Maar hij riep ons op hem na te volgen, vandaag en morgen en elke dag opnieuw.

Plaats een reactie