Romeinen 5:12-21
Weer zo’n typisch stukje schijnbaar moeilijke theologie van Paulus. We moeten echter bedenken dat hij nog steeds in debat is met Joden en Heidenen. De “dood” is hier niet het eind van het leven maar de afwezigheid van echt leven. Generaties na Adam, toen de mensen steeds langer gingen leven heeft God een grens aan het menselijk leven gesteld. Na 120 jaar gaat de adem van God weer terug naar God staat er in Genesis. Maar het menselijk leven loopt dood door wat Paulus de zonde noemt. Ook zo’n moeilijk begrip. Adam, de mens, zondigde door het eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Zo staat het beschreven in het boek Genesis. Appels kwamen daar niet aan te pas. Maar als we ons willen bemoeien met de kennis van goed en kwaad dan loopt de weg dood, dat is de boodschap.
En dat is natuurlijk nog steeds zo. We zijn immers geroepen om het goede te doen en niet dan het goede. Als we dan tot eigen eer toch de kennis van goed en kwaad willen verwerven dan lopen we het risico geweldig onderuit te gaan. Zoals bijvoorbeeld regelmatig in onze pers gebeurt. Normaal gaat het bij het oplossen van een misdrijf om het vaststellen van de feiten. Alleen de feiten vertellen wat er gebeurd is. Als je de feiten niet kan vaststellen los van wat mensen vertellen, dan kun je achteraf nooit vaststellen wat er echt gebeurd is. In onze wet ligt dat vast, er moet wettig en overtuigend bewijs zijn. Maar vaak komt de pers niet verder dan een verhaal. Een verhaal van iemand van wie bekend kan zijn dat die graag verhaaltjes vertelt. Verhaaltjes die niet al te veel met de feiten van doen hoeven te hebben. Zoals in romans schrijvers de vrijheid nemen om problemen en situaties te verkennen zonder zich om echte feiten te hoeven bekommeren. Het streven van sommige journalisten om kennis te etaleren van goed en kwaad in plaats van de feiten vast te stellen brengen hen op de verkeerde weg.
Het gebeurt ons vrijwel dagelijks. In plaats van ons bezig te houden met het goede en niet dan het goede vragen we ons voortdurend af wat wij en wat anderen fout kunnen doen. Dat oordeel over dat foute hebben we ook voortdurend klaar. Voor de Joden was het de Wet van Mozes die goed en kwaad bepaalde, maar van Adam tot Mozes hadden mensen ook gezondigd. Voor de Heidenen was het de staat, de keizer, die bepaalde wat goed en kwaad was, maar ook de Keizer was maar een mens. Er was nog maar een redding van de weg van de dood. Dat was de Weg van Jezus van Nazareth, de Weg van de liefde, genade heet dat bij Paulus. Iedere keer namelijk als je op die doodlopende weg terecht komt kun je omkeren en op de Weg van het leven verder gaan. Daar zijn mensen nooit echt slecht, misschien onherstelbaar beschadigd waardoor ze het slechte doen. Aan ons om zoveel van mensen te houden dat we kunnen voorkomen dat ze onherstelbaar beschadigd raken en als dat niet gelukt is hen en ons beschermen tegen het kwade dat ze kunnen brengen. En dat moesten we ook vandaag maar doen. Want ook zij die het kwade doen zijn onze broeders en zusters.