Joël 2:1-11
Van wie zijn die strijdkrachten die zo geweldig genoemd worden zult U vragen? Van Louis van Gaal? of van Barack Obama? Beiden beheersen immers het nieuws. Met Louis moet Nederland wereldkampioen worden en met Obama moet de vrede aanbreken. Joël heeft het echter over een ander leger. Niet zo vreemd want hij heeft zijn boek zo’n 2500 jaar geleden geschreven. Oude kost maar het werkt nog steeds. De 23 voetballers in Nederland brengen de Nederlanders waarschijnlijk niet het wereldkampioenschap voetbal. Alle gejuich in huizen, kroegen en pleinen, alle vertoon van oranje, draagt daar ook nooit iets aan bij. Zo zal ook Obama niet de vrede op aarde brengen. Zelfs de veiligheid voor zijn eigen bevolking niet.
Wapens en explosieven lijken vrij verkrijgbaar in het land van Obama en dagelijks wordt er daar op burgers geschoten met fatale afloop. Daar hebben ze zelfs geen oorlogen voor nodig, en die oorlogen hebben ze ook nog. Wij doen trouwens aan die oorlogen vrolijk mee. Joël heeft het over de liefde als over een machtig leger. In de jaren 60 zong de Amerikaanse zanger Pete Seeger al over een vreemde droom die hij had. In een kamer zaten de vertegenwoordigers van alle landen in de wereld en die beloofden elkaar plechtig alle wapens die er waren te vernietigen. En ze deden het ook nog. Alle mensen juichten ze toe want eindelijk hoefde niemand meer bang te zijn voor de dodelijke wapens die in omloop zijn. Het was maar een droom, maar een dergelijke droom had Joël ook. De oogst was verwoest, er was zelfs geen gras meer voor de koeien, geen boom voor de vogels. En dan komt over de bergen de hulp die de verlossing brengt.
Zo moet er in hongerend Afrika worden uitgekeken naar de hulp van de Verenigde Naties. Naar het zaad en de landbouwmachines, naar de jonge stieren en kalveren, zodat de eigen voedselvoorziening weer op gang gebracht kan worden. Na een periode van droogte is immers alles verdwenen. Ook na een oorlog is alles weg. Alleen giften van buiten brengen een samenleving weer op gang. Geen soldaten of vlaggende voetballers kunnen daar tegenop. Voetballers en andere in nationale kleuren geklede sporters als ambassadeurs van nationale eigenwaarde zijn maar schijn. Soldaten als bevrijders van geweld zijn een tegenstelling in zichzelf. Soldaten brengen geweld, lokken zelfs geweld uit maar stoppen het geweld maar zelden. Alleen een leger zoals Joël beschrijft in dit hoofdstuk, een leger van liefde, kan werkelijk zorgen voor vrede, vrijheid en welvaart op de wereld. Maar hopen dat iedereen zich aansluit, in beweging komt en zorgt dat ook iedereen mee gaat doen. Vanzelf gaat dat niet, we zullen er allemaal hard voor moeten blijven werken.