Matteüs 26:31-46
Als in de Kerken verteld wordt over dit gedeelte uit het Evangelie van Matteüs dan gaat het meestal over de reactie van Petrus, soms samen met de reacties van de andere leerlingen, maar bijna nooit over wat Jezus nu eigenlijk heeft gezegd. Het lezen van het Nieuwe Testament als vervulling en uitleg van het Oude Testament is voor Christenen die niet zijn opgevoed in het Joodse geloof een moeilijke zaak. We zijn en blijven Heidenen die gegrepen zijn door de leer van een groep Joden die een geweldloze verandering van de wereld wilden en dat geleerd hadden van hun Joodse leider Jezus van Nazareth. In dit gedeelte begint Jezus de profeet Zacharia te citeren. Die schreef in het dertiende hoofdstuk van zijn aandeel in het Twaalfprotenboek dat om het volk te zuiveren van afgoderij de Herder gedood moest worden zodat de schapen in verwarring rond zouden lopen en twee derde van het volk gedood zou kunnen worden. Een keihard stukje Bijbeltekst dat maar aangeeft dat maatschappelijke veranderingen niet zomaar gebeuren maar met pijn gebeurd gaan. Op een andere plaats heeft Jezus die verandering wel met een wedergeboorte aangeduid, zoveel pijn als een vrouw moet lijden bij het krijgen van een kind zoveel pijn moet de samenleving doormaken voor er een aarde naar Gods wil is gevormd.
Het is dan ook geen wonder dat de leerlingen met Petrus voorop daar tegen in verzet komen. Zij zullen met Jezus meestrijden en zorgen dat hij niet gedood wordt maar zal overwinnen. Een menselijke gedachte die we ook vandaag nog zouden waarderen. In negentiende eeuwse opwekkingsliederen worden gelovigen aangeduid als soldaten van het kruis die op moeten rijzen voor de laatste slag tegen het kwaad. Maar Jezus wijst dit af. Ook de leerlingen en zeker Petrus zal pijn moeten lijden. Zal zichzelf en daarmee Jezus moeten verloochenen om anderen in leven te laten. Johannes beschrijft in zijn Evangelie dat Petrus het paleis van de Hogepriester wordt binnen gesmokkeld door een lid van het Sanhedrin, om die te beschermen zal hij hardnekkig blijven volhouden niet bij die Jezus uit Galilea te horen. En als de haan kraait zal hij zich realiseren dat de strijd voorbij is en dat de beweging van Jezus van Nazareth verloren heeft of ondergronds moet gaan. Pas na vijftig dagen, als het Wekenfeest, dat wij als Pinksteren kennen, gevierd wordt, de eerstelingen van de tarweoogst worden binnengebracht dringt door wat er nu eigenlijk is gebeurd rond dat Pesach feest.
Het beeld van de Herder zoals Jezus dat gebruikt wijst bij hem meestal op David. Hiervoor werd de Messias, de bevrijder van Israël als zoon van David betiteld. David was de herder van Israël bij uitstek. En ook David had geweigerd met zijn Koning, met Saul te vechten. David had zijn leven over gehad voor zijn volk, maar wel in navolging van de God van Israël. David had gevochten met Leeuwen en Beren staat er in het boek Samuël. Zo zou dus de Messias ook moeten zijn, een herder die zijn leven in de waagschaal zet voor zijn volk. De reacties van de leerlingen wijzen er op dat Jezus gemakkelijk een opstand had kunnen ontketenen. Het volk zou deze Messias gevolgd zijn, ze hadden hem immers al als koning naar Jeruzalem gebracht. Heel het volk was hem gaan volgen staat er geschreven en uit angst voor de menigte hadden de autoriteiten hem met rust gelaten, terwijl ze een weg zochten om hem ter dood te laten brengen. Maar die opstand zou de levens van velen hebben gekost. In het gedeelte van vandaag maakt Jezus duidelijk een andere keus te maken. Door zichzelf over te geven redt hij de levens van zijn volgelingen, redt hij de levens van zijn volk, doet hij wat het Lam deed bij de uittocht uit Egypte. Van dat lam werd het bloed aan de deurpost gesmeerd zodat de dood aan de huizen van Israël voorbij ging. Wij realiseren ons vaak niet voor dezelfde keus te staan, geweld gebruiken om problemen op te lossen of juist af te zien van geweld en daarmee de samenleving veranderen. De Bijbel geeft ons de keus tussen leven en dood, kies dan het leven heet het daar. Die oproep klinkt dus ook vandaag, kies het leven.