Matteüs 26:47-56
In het jaar 70 barste er een opstand van Joden tegen de Romeinse bezetting uit. Duizenden kwamen om en uiteindelijk werd ook de Tempel in Jeruzalem verwoest. Alleen een muur bleef bestaan. Tot vandaag de dag heet die muur de Klaagmuur. De inwoners van Israel werden over het hele Romeinse Rijk verspreid en er was een einde gekomen aan het land Israël, zelfs als onderhorige Romeinse Provincie. Na deze opstand schreef Matteüs zijn verhaal over het leven van Jezus van Nazareth. Ook die had een opstand kunnen beginnen. Duizenden liepen hem achterna schreef Matteüs. De autoriteiten waren zelfs bang voor een opstand klinkt het herhaaldelijk in het verhaal. En ook Jezus van Nazareth zelf bevestigt dat hij over ontelbare hulptroepen zou kunnen beschikken. Maar zijn weg begint met het zwaard in de schede te steken en de wonden bij zijn tegenstanders te helen. Waarom dat? Omdat de Profeten het gezegd zouden hebben? Jeremia en Jesaja hadden opgeroepen zich aan de grote internationale machten van Babel en Perzië over te geven.
Aan ballingschap zou ooit een einde komen maar aan de dood valt niet te ontkomen. In het verhaal van Jezus van Nazareth moest de Liefde uiteindelijk overwinnen. Matteüs kon toen hij het verhaal opschreef nog niet weten dat zijn godsdienst uiteindelijk staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk zou worden. Maar dat de weg van Jezus van Nazareth de enige weg tot leven is stond voor hem vast. Is Jezus dan niet de bevrijder, de Messias? Hij zwijgt er over, hij spreekt over zichzelf slechts als de Mensenzoon. Heel zijn optreden had hij besteed aan het verkondigen van de vrede, aan de bevrijding van de armen door hen een volwaardige plaats in de samenleving terug te geven. Militair leiderschap zoals in de Messiaanse verwachting van zijn tijd op de voorgrond stond wees hij ten enen male af. En als je zo consequent elk geweld opgeeft dan sta je alleen, als je geen beroep doet op je vrienden dan lijkt het of ze je in de steek laten. Ook Judas ziet nu pas in dat het forceren van een opstand door Jezus gevangen te laten nemen niet gewerkt heeft. Het leidt onherroepelijk tot de dood. Met het geld van het verraad werd de akker van Jeremia gekocht als begraafplaats voor vreemdelingen, een erebegraafplaats.
Nog een keer wijst Jezus op de profetie van Zacharia als hij gevangen wordt genomen, de Herder wordt gedood en de schapen raken in verwarring. Dat is waar het geweld van de autoriteiten op uitloopt. Zo vult Jezus van Nazareth ook het visioen van de Mensenzoon in. Daniël had de komst van de Mensenzoon in een visioen gezien. Die zou komen en duidelijk maken welke mensen het kwaad vertegenwoordigden en welke mensen de slachtoffers van het kwaad waren. Het optreden van Jezus van Nazareth maakt duidelijk wie er uit zijn op het kwaad. Niet een openlijke arrestatie omdat iemand het volk zou staan opruien tot anarchie en opstand, daar zou het volk tegen in opstand zijn gekomen, maar een stiekume arrestatie in het holst van de nacht. Maar zelfs dan heeft Jezus een legertje bij zich en zou hij grote aantallen hulptroepen kunnen inschakelen. Hij beveelt de vrede. Die vrede schrikt niemand af, die vrede zet de autoriteiten niet aan het denken en doet hen afzien van geweld en onrecht. Het gaat hen er dus uiteindelijk niet om om het volk vrede te schenken maar om hun eigen macht te behouden. Dat zou ook ons aan het denken moeten zetten als er gevraagd wordt om geweld in te zetten om mensen en bezit te beschermen. Waarom worden die bedreigd? En zijn er ook vreedzame middelen om je doel te bereiken? Vragen die door Jezus optreden elke dag opnieuw op ons af komen, ook vandaag zullen we daar antwoorden op moeten zoeken.