Matteüs 7:13-8:1
Gemak dient de mens, maar kennelijk niet de mens die wil leven. Wie het al te gemakkelijk wil hebben bewandelt gemakkelijk een weg naar de ondergang. Ook als je gemakkelijk wil geloven. Op zondag naar kerk, door de week bidden en uit de Bijbel lezen en vrolijk zingen van Prijs de Heer. Als het daarbij blijft is het een gemakkelijk geloof. In Bijbelse termen een brede weg en een ruime poort, ook die leidt naar de ondergang, hoe vaak je ook roept dat God de Heer is. Het zijn de valse profeten in schaapskleren die dit soort gemakkelijk christendom prediken, geef je hartje aan Jezus en alles komt goed, in werkelijkheid zijn het roofzuchtige wolven, soms onverbloemd te herkennen aan de geldschalen, manden en bakken die in hun samenkomsten rond gaan terwijl ze roepen dat veel geven ook veel genade ontvangen is. Hun vruchten zijn er geen. Er zijn geen armen die bevrijdt worden, geen hongerigen die gevoed of naakten die gekleed worden. Bedroefden worden niet getroost en niemand krijgt een nieuwe plaats in de samenleving.
Ze zorgen ook niet voor de gemeenschap van gelovigen want als ze verdwijnen, verdwijnt ook hun zogenaamde kerk of beweging. Aan de vruchten herkent men de boom. En de vrucht van de kerk is de diaconie, de dienst aan de gemeenschap. Het zijn de diakenen die de bezoeken aan gevangenen in onze gevangenissen organiseren. Het waren kerkvrijwilligers die als eersten in ons land de vreemdelingen thuis taalles gingen geven. De Max Havelaar koffie werd als eerste op zondag achter in kerken verkocht zodat de verbouwers van de koffiebonen een eerlijke vergoeding voor hun loon kregen. Het zijn vrijwilligers, opgeroepen in kerken, die vrijwilligerswerk in ziekenhuizen verrichten, en kinderen opvangen in asielzoekerscentra, die helpen bij Vluchtelingenwerk Nederland maar ook zorgen voor Vluchtelingen in verre gebieden via de Stichting Vluchteling, voortgekomen uit de Oecumenische Hulp aan Vluchtelingen. Wie in koude nachten rondrijd met een busje waarin warme soep en brood is voor de daklozen weten we allemaal. Zending is uitgegroeid tot ontwikkelingssamenwerking waarin gelovigen en niet gelovigen elkaar zijn gaan vinden in de hulp aan de armsten in de wereld.
Er is ook een discussie over wat je wel en niet mag zeggen in ons land. Mag je je tegenstanders “wetsverkrachters” noemen? Soms lijkt het er op dat dat niet mag. Jezus van Nazareth nam geen blad voor de mond als het ging om mensen die zich mooi voordeden maar niets wilden betekenen voor de minsten in de samenleving. Hij voorzag dat ook zijn beweging zulke mensen aan zou trekken, profeten die de mensen schuldgevoelens aan zouden praten, gebedsgenezers die in grote zalen op fraai verlichte podia mensen zouden bewegen weer te gaan lopen of hen het gevoel zouden geven van een ernstige ziekte genezen te zijn. Wetsverkrachters zijn het. Het “heb-uw-naaste-lief-als-uzelf” wordt door die mensen met voeten getreden. Het gaat hen om eigen eer en aanzien, om macht ook over mensen, macht die soms tot in slaapkamers toe moet worden uitgeoefend. Dan bepaald de religie hoe je je sexueel gedraagt en niet meer de Liefde. Pas als je de Wet volgt van naastenliefde dan bouw je je leven op een rots. Het fundament van een huis is meestal onzichtbaar, net zo onzichtbaar als naastenliefde hoort te zijn. Die liefde valt in de samenleving wel op. Christenen werden er aan herkend, ze namen slaven op, beschouwden mannen en vrouwen als gelijken en keken niet op afkomst of tongval. Iedereen kon meedoen aan dat beginnende Koninkrijk van Jezus van Nazareth. Maar ze lieten zich er niet op voorstaan. Van de Liefde wordt in de Bijbel gezegd dat zij zichzelf niet zoekt. Dat is ook vandaag zo, gewoon aan het werk gaan, elke dag opnieuw voor de minsten in de wereld, dan wordt die wereld vanzelf anders.