Leviticus 10:12-20
Rein en onrein zijn begrippen die je door de hele Bijbel, de Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament, kan tegenkomen. Met name in het boek Leviticus kun je de voorschriften voor rein en onrein tegenkomen. Dat komt omdat het boek Leviticus ook de speciale regels voor Priesters en Levieten geeft. De dienst rond de Tent der Ontmoeting en later rond de Tempel was aan strenge regels gebonden. Maar rein en onrein waren niet alleen voor priesters en levieten belangrijke regels, ze waren ook voor het volk van groot belang. Rein is namelijk datgene wat mee kan doen aan de dienst voor de God van Israël. Dat kan alles zijn, land, huizen, oogst, vee, kleding, mensen, kinderen, alles kan in dienst gesteld worden van de God van Israël. Onrein is dus alles wat niet in dienst gesteld kan worden van de God van Israël. Ook dat kan alles zijn.
In het gedeelte dat we vandaag lezen komen we een in de religie vreemde praktijk tegen. De Priesters eten het offervlees, of tenminste het beste van het offervlees. Dat was natuurlijk ook in alle Heidense Tempels zo maar daar hielden ze de illusie in stand dat de God wiens beeld in die tempel stond at van het offer dat gebracht werd. In Israël kon dat helemaal niet. Die God was immers zelf de schepper van vee en graan, zo’n God voed zichzelf wel, dat vlees en dat graan had die God, net als de wijn overigens, bestemd voor zijn volk. Dat had die God gedeeld met dat volk en dat volk moest er dus op bedacht zijn dat wat hen gegeven was, wat hen was toegevallen, zelf ook te delen met hen die even niks hadden. De minsten in de samenleving waren, en zijn nog steeds, vertegenwoordigers van de God van Israël in wie getoond kan worden hoeveel inzet de gelovigen willen tonen voor die God van Israël, hoe dankbaar men eigenlijk is.
Gaat het met de weduwe en de wees goed dan gaat het met het volk goed, dan wordt de God van Israël geëerd. In onze samenleving wordt die zorg voor de minsten steeds meer als een last gezien. Hoe leger de kerken hoe minder de zorg lijkt het wel. Dat komt natuurlijk ook omdat zogenaamde christen democratische partijen niet meer christelijk zijn maar beschermers van orde en fatsoen. En zwervers, gestoorden, armen zijn onfatsoenlijk, die dragen geen dure gestreepte pakken en hun vrouwen geen mantelpakjes van beroemde modeontwerpers. De zorg voor de minsten wordt daarmee voor de rijken een last. De armen moeten hun zorg zelf organiseren, netwerken maken, mantelzorgers fokken. De onreinheid krijgt de overhand en juist het afstand doen van die onreinheid, weer alles in het teken zetten van de God van Israël is het Heiligste dat er in de godsdienst van die God is. De Priesters moeten het offervlees van het dier waarop het volk die onreinheid heeft overgedragen dan ook eten in het Heiligste der Heiligen, zo dicht mogelijk bij de wet van heb uw naaste lief als uzelf, die Wet waar alles om draait. Daarom mogen ook wij elke dag weer beginnen om de zorg niet als een last te zien maar als een vreugdevolle dankzegging aan de God van Israël voor alle rijkdom die we hebben. Dat mag ook vandaag weer.