Leviticus 8:18-30
In het woord heilig zit ook het woord heel. Er is geen smetje aan te ontdekken. Het begrip Heilig klinkt ons dan ook vaak wat onwerkelijk in de oren. Er is toch niks of er zit ergens wel een vlekje aan? Dat is ook zo, maar we houden toch altijd ook nog van het allermooiste, het allerbeste, het meest volmaakte. We houden wedstrijden in wie er het mooiste uit ziet, wie het mooiste kan zingen, wie het mooiste een instrument kan bespelen, wie het meest volmaakt kan metselen zelfs. In de God van Israël vinden we het meest volmaakte, het gaat ons verstand te boven, maar we weten dat we in contact met die God te maken hebben met het absoluut goede. De Priesters die de godsdienst voor die God in goede banen moesten leiden moesten dan ook dat volmaakte benaderen. Daarvoor werden ze geheiligd, daar was die bijzondere ceremonie voor nodig. Vandaag lezen we hoe de offers die er bij hoorden in twee delen gingen.
Allereerst legden ze hun handen op een offerdier. Daarmee droegen ze symbolisch het onvolmaakte dat er nog was, ook al waren ze gewassen en gekleed als priesters, over op die dieren. In de godsdienst van Israël, zoals die in de eerste vijf boeken van de Bijbel wordt beschreven, stond delen voorop. Ook de priesters moesten dus bereid zijn om het laatste dat ze hadden te delen met de God van Israël. In dit geval een ram, in veel van de godsdiensten van de buren van Israël een dier dat vruchtbaarheid draagt. Maar hier is het hele dier bestemd voor de God van Israël. De buitenkant eerst en de binnenkant nadat het gewassen is, van alle onreinheid ontdaan. Door het offer op deze manier te brengen maken de Priesters duidelijk geheel, helemaal, onvoorwaardelijk in dienst te staan van de God van Israël.
Dan volgt een offer waarbij het offerdier als voedsel wordt bereid. Ook daarvan worden delen verbrand als offer voor God. Maar van het bloed, waarin het leven huist, wordt een deel gesmeerd aan de oren, aan de handen en aan de voeten. Het luisteren van de Priesters is in dienst van God en hun handelen krijgt handen en voeten in dienst van diezelfde God. Het voedsel is nooit voor de Priester alleen, in de Naam van de God van Israël wordt ook het voedsel gedeeld, in dit geval met Mozes die de leiding had over de bevrijding en de uittocht uit de slavernij. Daarmee wordt de verbinding tussen de godsdienst en de bevrijding direct tot uiting gebracht. Zo staat het ook in de richtlijnen voor de menselijke samenleving, die beginnen ook met het voorstellen van de God die het volk bevrijd heeft uit de slavernij in Egypte. Zulke Priesters mogen wij sinds Jezus van Nazareth ook zijn. Volledig toegewijd aan het gebod van de God van Israël onze naaste lief te hebben als onszelf, volledig toegewijd aan de bevrijding van de mensen uit de slavernij van voortdurende produkte, bevrijding van de goden van winst en profijt. En elke dag opnieuw mogen we ons daaraan wijden, ook vandaag weer.