Leviticus 8:1-17
Vandaag lezen we in de Bijbel over zorgvuldigheid en volmaaktheid. Als je zo’n verhaal los leest van het hele verhaal dan wordt het gemakkelijk een Heidens verhaal. In het Heidendom was dat wat mensen maakten drager van de goddelijkheid van de god die werd aanbeden. Daarvoor hadden de Priesters mooie kleren, zij vertegenwoordigden de god, daarvoor werden de offers gebracht, die werden gebruikt om de god te voeden, om de god gunstig te stemmen zodat er gunsten konden worden afgedwongen en ontvangen. Het verhaal over Israël en haar ontmoeting met de God van Israël vertelt echter het tegendeel. Dat blijkt ook als je het gedeelte van vandaag als gedeelte in het verhaal zorgvuldig leest. Het verhaal begint in dit geval bij de slavernij in Egypte. Daar zucht het volk en roept het om bevrijding. Dan komt Mozes met de belofte van een God dat het volk bevrijdt zal worden. Uiteindelijk wordt dat volk ook bevrijdt en trekt het de woestijn in. Midden in die woestijn ontvangt het een Wet, gegrifd op stenen platen staan de richtlijnen voor een menselijke samenleving, daar moet het volk zich aan houden, dan zal die God met hen meetrekken en krijgen ze een land dat overvloeit van melk en honing.
De gunsten heeft dat volk dus al in overvloed ontvangen. Die God van Israël is niet een een god waarbij je maar moet afwachten of die voor jou werkt of niet, waarvan je maar moet afwachten of er niet een ander is die meer gunst weet te krijgen van die God. Die Priesters zijn dan ook niet de vertegenwoordigers van die God, het zijn de vertegenwoordigers van het volk. In de rituelen waarmee ze Priester worden blijkt dat ook. Ze worden uit het volk geroepen en apart gezet om in het Heiligdom de ontmoeting tussen het volk en de God van Israël mogelijk te maken. De tent, of tabernakel, waar dit plaatsvindt heet dan ook de tent der ontmoeting. In het verhaal zoals dat in de eerste vijf boeken van de Bijbel wordt verteld wordt die tent gebruikt voor ontmoeting tussen het volk en zijn God en tussen het volk onderling, er zullen naast Priesters ook oudsten worden aangewezen die overleggen met Mozes. Die Priesters moeten dus ook volmaakt zijn, zoals de God van Israël volmaakt is. Maar mensen zijn niet volmaakt, ze maken fouten, ze zijn soms smerig, ze hebben honger en willen graag hebben wat van een ander is. Daarom worden de Priesters gewassen, daarom krijgen Priesters aparte kleding aan, daarom draagt de hogepriester een tulband waarop een bloem is aangebracht zoals ook de Priesters in Egypte dragen. Het volk mag nooit vergeten dat het uit de slavernij van Egypte bevrijdt werd.
Mensenoffers worden niet gebracht, de God van Israël heeft niets aan dode mensen. In Egypte ging alles om dode mensen, die werden tot mummies gemaakt, daar werden huizen voor gebouwd en beelden om ze mee te geven. In de godsdienst van Israël dragen mensen hun menselijke fouten over op dieren. Die worden geslacht en verbrand, buiten de plaats waar mensen wonen. De fouten van mensen horen niet tussen hen in te staan maar moeten uitgebannen worden. En wat staat er dan in die Tabernakel, in die Tent der ontmoeting? Dat is het een deel van het hele verhaal. In die Tent staat een altaar, een tafel met broden, een kandelaar en, afgeschermd van het andere, een kist waarin die stenen platen met de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Zo zorgvuldig en volmaakt als die Priesters worden gemaakt, als het volk dus zou moeten zijn, zo moet omgegaan worden met die Wet die zich laat samenvatten in de regel dat je God moet liefhebben boven en alles en dat je dat doet door je naaste lief te hebben als jezelf. Wij kennen zulke volmaakte priesters als vertegenwoordigers niet meer. Paulus schrijft dat we zelf een volk van Priesters en Koningen zijn. We moeten zelf dus zo zorgvuldig en volmaakt met de liefde voor de naaste omgaan als hier wordt gesproken over de wijding van Priesters, daar kunnen we ons elke dag weer opnieuw aan wijden, ook vandaag weer.