1 Koningen 17:7-24
Elia kwam uit Tisbe in Gilead ten oosten van de Jordaan en het leven in de woestijn zal hem niet helemaal vreemd geweest zijn. Maar als het niet regent dan droogt ook een bergbeek uit, dan is er ook voor de raven geen vlees meer te vinden. Hoe gaat het onder koning Achab met de mensen in het land? Brengt dat verbond met Sidon iets voort dat goed is voor de armen? Dat horen we in het verhaal over de weduwe in Sarafat, vlak bij Sidon, de machtige bondgenoot van Koning Achab. Volgens de Wet van de Woestijn zou die weduwe het goed moeten hebben. Het tegendeel is het geval. Ze wil best delen, haalt direct water als dat gevraagd wordt door een stoffige reiziger, maar meel en olie zijn bijna op. Het kan niet anders dan zij en haar zoon zullen dood gaan van de honger. Maar dan laat Elia zien waar die wetten voor bedoeld zijn. Als je echt bereid bent om te delen met een ander dan kom je nooit te kort. Dan blijft er altijd genoeg voor iedereen om te overleven. Wij durven daar nog steeds niet op te vertrouwen. Wij beschermen onze landbouw zo krampachtig dat er van delen geen sprake is en daar gaan ontelbare mensen in Afrika dood aan. Wij kiezen nog steeds de kant van koning Achab met zijn aanbidding van de goden van winst en profijt en strategische bondgenootschappen.
We hebben het de afgelopen weken weer in alle toonaarden kunnen horen. Als je God hebt leren kennen, als je voor Jezus op je knieën bent gevallen dan is al je ellende voorbij, dan kan je niets meer overkomen. Nou die sprookjes hoef je dus niet aan die weduwe uit Sarafat te vertellen. Die had een man van God ontmoet, een profeet. Ze had volgens de geboden zich bereid getoond om het allerlaatste wat ze aan levensvoorraad had te delen en juist dat delen had hen allen in leven gehouden. God zij geloofd en geprezen. En is nu haar ellende verdwenen? Kan haar in de schaduw van de Allerhoogste niets meer gebeuren? Vergeet het maar. Haar zoon wordt ziek, wordt nog zieker en uiteindelijk lijkt al het leven uit hem geweken. Dat is schrikken, dan gaat het dus niet goed. En zoals het zo vaak gaat komt direct de overtuiging dat ze het wel niet goed zal hebben gedaan. Ze zal wel gestraft moeten worden met het lijden, met de dood van haar zoon. Mensen willen elkaar dat ook nog wel eens aanpraten, het lijden dat je overkomt is een straf van God. Pas als het een straf van God is heeft het lijden immers zin.
Wat is anders de zin van het lijden van de zoon en de weduwe van Sarafat? Het is toch onrechtvaardig een arme weduwe ook het laatste dat ze nog heeft af te nemen. Wat is dat voor een wrede God dat die dat toelaat? Het verhaal dat wij vandaag lezen geeft hele andere antwoorden. Van straf is in de eerste plaats geen sprake. Van een ziekte door God gezonden is ook geen sprake. God wil die ziekte en dat sterven ook niet. Maar het zullen mensen zijn die iets moeten doen. En we weten dat het zo is dat mensen ziek kunnen worden, ongelukken krijgen, verkeerde beslissingen kunnen nemen, slachtoffer kunnen worden van geweld en aan die oorzaken dood kunnen gaan. Waar het om gaat is dat je voor die zoon gaat staan, alles gaat doen om dat sterven te voorkomen, dat je opkomt voor die weduwe en alles doet om haar recht te doen. Dat is wat Elia hier gaat doen, drie keer gaat hij met de jongen dood, om drie keer met hem op te staan. In de manier waarop de verhalen over Elia ons worden verteld is dat de manier waarop Elia alles voor die jongen doet en de weduwe recht probeert te doen. Daarbij is God aan te roepen. Niet dat we lijken tot leven kunnen brengen, maar mensen die het leven niet meer zien zitten, die geen toekomst meer zien in tijden van armoede en ellende, die kunnen we weer hoop op leven geven en hoop doet leven. En hoop brengen voor de armen mogen wel elke dag opnieuw, ook vandaag.