Hun woorden krenken mij

Psalm 56

Vandaag zingen we met de kerk een romantisch lied mee. Tenminste een melodie ontleend aan een lied dat een romantisch klinkend melodie had “Een roerloze duif in de verte”. Er zijn mensen die doen dan net of ze die melodie kennen, er wel eens over gelezen hebben, of zelfs weten waar dat lied over die roerloze duif over ging. Mensen die dat vertellen zijn grootsprekers en leugenaars. We weten van de herkomst van de Psalmen weinig tot niks. We weten zeker niks van melodieën. De aanwijzingen die er boven staan zijn verwijzingen naar andere zangbundels. Zo was er een bundel die “David” heette. Of de Psalmen die in die bundel hebben gestaan ook door David gedicht zijn is allerminst zeker. Alleen van de Psalmen waarboven een verwijzing staat naar een gebeurtenis die we ook elders in de Bijbel terugvinden wordt aangenomen dat ze echt van David zouden kunnen zijn, maar zeker is dat niet. Het is ook niet zo belangrijk.

Psalmen zijn liederen waarin de grootheid van God bezongen wordt en die iets laten horen van de manier waarop God ook met ons zou willen omgaan. En voor ons is het allerbelangrijkste dat de God van Israël ook in onze dagen voor ons een grote betekenis heeft. De Psalm die we vandaag meezingen gaat over gevangenschap en bevrijding. Het roept in herinnering een verhaal over David die met zijn mannen toevlucht had gezocht bij de koning van Gad en daar uiteindelijk gevangen genomen werd. Maar de Psalm dankt God voor de bevrijding. Dat roept vragen op. Hoe kan het dat een benauwde en benarde situatie doorstaan wordt met het gevoel bevrijd te zijn. In het oude liedboek voor de kerken staat ook een lied dat over een dergelijke voor ons herkenbare situatie gaat. Het is van de dichteres Jaqueline E. van der Waals. Een dichteres uit het begin van de vorige eeuw. Ze schreef het lied “Wat de toekomst brengen moge, mij geleid des Heren hand” Gemakkelijk te zingen als het goed gaat. Maar het werd gedicht op de dag dat ze te horen had gekregen dat ze leed aan ongeneeslijke kanker.

In dat gedicht ligt de vraag verscholen door wie we ons laten regeren, door ziekte, door dood, of door de liefde die de dood overstijgt? Het antwoord ligt in de vraag. De dood, de gevangenschap, de tegenslagen regeren ons niet. De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer verzette zich van begin af tegen de nazi’s en hij bestempelde hen als heidenen. Hij belandde daardoor uiteindelijk in het concentratiekamp. Maar vlak voor hij vermoord zou worden dichtte hij een lied dat als Gezang 398 in het Liedboek voor de Kerken staat: “Door goede machten trouw en stil omgeven, behoed getroost, zo wonderlijk en klaar” Ook hij weigerde zich door angst voor de dood en angst voor de moordenaars te laten regeren. Alleen de liefde voor de naaste, voor de minste telde, dat was immers de liefde van en voor God. In onze crisistijd zullen we van die bevrijding moeten gaan leven. Niet de economie regeert ons, niet de wetten van winst en profijt, maar de liefde van God regeert ons. Voor gelovigen geldt dat ze van delen rijker worden, dat wordt juist in deze tijd van ons gevraagd en daar mogen we dankbaar voor zijn, elke dag opnieuw, ook vandaag.

 

Plaats een reactie