1 Koningen 1:1-21
Vandaag beginnen we te lezen in het eerste boek Koningen. Oorspronkelijk hoorde het eerste en tweede boek Koningen bij elkaar. Samen met het eerste en tweede boek Samuël vormden ze een geheel. De vier boeken zijn zelfs wel eens samen verschenen. Maar doordat de rollen waarop de boeken werden overgeschreven een vastgestelde lengte hadden ontstonden de verschillende delen. Ze horen echter wel degelijk bij elkaar. Net zo min als het eerste en tweede boek Samuël zijn het eerste en tweede boek Koningen echte geschiedenis boeken. Zelfs de geschiedenis van de verschillende koningen is kennelijk niet zo belangrijk. Soms wordt aan Koningen die lang hebben geregeeerd maar heel weinig aandacht besteed terwijl over Koningen met wie het snel afgelopen was uitgebreid wordt verteld. Het gaat ook hier om de boodschap die in het verhaal ligt opgesloten. En die boodschap is het antwoord op de vraag hoe het zal aflopen met Koninkrijken die het niet nauw nemen met de godsdienst voor de God van Israël.
We beginnen vandaag met het verhaal dat het slot zou hebben kunnen vormen van het tweede boek Samuël. Het einde van Koning David. Die werd oud en koud, van deze Koning ging geen warmte meer uit en dat vormde een probleem. Een probleem dat niet eenvoudig was op te lossen. Alle vertalers in de geschiedenis kiezen dan voor de vertaling waarin voor de Koning een meisje werd gezocht dat hij als kruik kon gebruiken, veel meer gebeurde er niet met Abisag. Maar de laatste jaren heeft met zich gerealiseerd dat in de verhalen over Kanaaän ook jonge meisjes voorkomen die een speciale hoffunctie als wijze vervulden. En aangezien het Hebreeuws geen klinkers kent zou een vertaling in die richting ook mogelijk zijn. Dan regeert de oude Koning misschien niet helemaal meer zelf, maar is er een wijsheid in de buurt die de Koning de beste besluiten influistert.
En de Koning heeft die wijze besluiten nodig. Hij had aan Batseba beloofd dat haar zoon Salomo koning zou worden. Niet de oudste zoon, niet de prins die met kop en schouders boven iedereen uitstak maar de jongste zoon, de prins met de meest dubieuze afkomst moest de nieuwe Koning worden. De eerste is in de Bijbel maar heel zelden de beste. Het was Adonia die nog een keer zou laten zien hoe het bedoeld was. Hij was de vierde zoon van David die in Hebron was geboren, zijn broers waren gestorven en nu was hij aan de beurt, vond hij zelf. Net als Absalom voor hem probeerde ook hij het volk en haar leiders voor zich te winnen. Maar Batseba en de profeet Natan en de belangrijkste priesters steunden Adonia niet. Adonia had hen, evenmin als Salomo, uitgenodigd voor zijn Koningsmaal. Batseba melde het bij David. Weer waarschuwt de Bijbel ook ons geen genoegen te nemen met de eerste de beste, met de mooiste prater, de organisator van de mooiste feesten. Let op de minsten, let op de gevolgen voor de achtergestelden en de onderliggenden in de samenleving als het gaat om het kiezen van het bestuur. Dat kunnen we dag in dag uit doen door het bestuur er op aan te spreken. Dat kan elke dag, ook vandaag weer.