Hebreeën 8:1-13
Je hoort de discussies over de redenering van de schrijver van de brief aan de Hebreeën. Wat nu Jezus van Nazareth als Hogepriester? Die is er toch niet meer? Die kan toch niet de offers opdragen aan de God voor wie hij priester is, zoals alle priesters in Tempels doen? Maar de schrijver van de brief heeft ook hier een antwoord op. Jezus van Nazareth immers, zo geloven de nieuwe christengemeenschappen, is naar God en zit daar aan de rechterhand van God vanwaar hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Die belijdenistekst is al heel oud en vulde de belijdenis van de Farizeeën aan zoals die na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 in de Synagogen werd uitgesproken. De Tempel in Jeruzalem zal ooit weer opgebouwd worden en ooit zal dat het middelpunt van de aarde worden. Dat hadden de profeten beloofd en die belofte zal uitkomen zo geloofde men, zo gelooft men vandaag de dag nog steeds.
Maar de profeten hadden nog meer gezegd. En daar wijst de schrijver van deze brief hier op. Hij leest in het boek van de profeet Jeremia over een nieuw verbond. Het oude verbond van de Wet van de Woestijn die eerst in de Tabernakel, de Heilige Tent, en later in de Tempel in Jeruzalem werd bewaard heeft afgedaan schrijft de profeet. Er is een nieuw verbond gekomen. Dat verbond schrijft de Wet van de Woestijn, de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf niet op stenen platen die alleen toegankelijk zijn voor de Hogepriester maar die Wet wordt geschreven in het verstand van de volgelingen, in hun hart zelfs. En dat nieuwe verbond is volgens de Christenen het verbond met Jezus van Nazareth die als offers dus de gelovigen heeft aan te bieden die hun leven opofferen voor hun naaste zoals Jezus van Nazareth zelf zijn leven heeft geofferd voor iedereen.
In de eerste christengemeenten werd dit zo letterlijk genomen dat sommigen zelfs verlangden naar de marteldood door de Romeinen om maar te laten zien hoe offerbereid ze waren. Dat werd overigens door de leiders van de gemeenschappen bestreden. Het opofferen gaat om het afzien van geweld, het afzien van het streven naar rijkdom, in onze dagen zouden we zeggen het bestrijden van bonussen ook al zijn ze voor jezelf. Het boek van de profeet Jeremia heeft diepe indruk gemaakt. De Wet in je verstand schrijven betekent dat je voortdurend herinnerd wordt aan dat gebod van heb je naaste lief als jezelf. In een samenleving vol geweld is dat niet gemakkelijk, in een samenleving die gebouwd is op slavenarbeid voert het direct tot conflicten. Maar die kennen we ook in onze samenleving. De vraag waarom leden van raden van bestuur meer dan twintig keer zoveel moeten verdienen dan de laagste lonen in hun bedrijf, bank of instelling wordt nog maar nauwelijks gesteld. Aan de vraag naar rechtvaardige handelsverhoudingen lijken we al helemaal niet meer toe te komen. Bij ons is die Wet nog lang niet in het hart geschreven. Daar is nog heel wat voor nodig, daar moeten wij nog hard aan werken. Elke dag opnieuw, ook vandaag weer.