2 Samuel 15:32”“16:14
David op de vlucht voor de burgeroorlog. Want zo moeten we de verhalen over David en Absalom lezen. David wordt beschermd door vreemdelingen, zijn lijfwacht, en door vluchtelingen uit het Filistijnse Gat. De priesters zijn met de Ark teruggestuurd naar Jeruzalem en huilend hebben David en zijn hofhouding de Olijfberg beklommen. Daar, op de top, ligt vanouds een gebedsplaats, een plek voor gelovigen die geloven dat Goden op de bergen wonen, maar daar woont de God van Israël niet. David ontmoet daar een bijwoner, een Arkiet, zij worden in het boek Jozua genoemd als bijwoners. Deze Chusai heeft de rouw aangenomen die in Isaël gewoon was, kleren beschermen je niet meer, ze zijn gescheurd, de aarde onder je voeten draagt je niet meer, die draag je op je hoofd. Zo wil hij David dienen. Maar David wil niet gediend worden, die wil het volk dienen. Daarom wordt Chusai teruggestuurd naar de stad, om de verraderlijke raadgevers een tegenwicht te bieden, om te luisteren naar Absalom en via de priesters David te laten weten welke kant het op gaat.
Dan woonde aan het hof van David nog Mefiboset, de kreupele zoon van Jonatan, erfgenaam van Saul, maar vriend en broeder van David. David had Mefiboset aan het hof genodigd om hem de waardigheid te geven die hem toekwam. Een eigen dienaar, Siba, zorgde voor de erfenis van Jonatan. Nu had Mefiboset zich in het hoofd gehaald dat hij koning van Israël zou kunnen worden. Siba had door dat het daar niet op uit zou lopen en bleef trouw aan David. Hij had voedsel en transport voor het gevolg van David bij zich. En de trouw werd beloond, de erfenis van Jonatan, bloedbroeder van David, ging over op Siba. Dat huis van Saul, de familie, bleef woedend over de opkomst van David. Simi de zoon van Gera kwam langs om de Koning te stenigen en uit te schelden. David had door dat hij het had verdiend. De dood van Uria was nog steeds ongestraft en daarom liet David Siba zijn woede uiten. Het militairistische optreden van Joab en zijn broer Abisai werd afgewezen. David blijft weigeren de weg van het geweld op te gaan.
Door de verwensingen van Simi te tolereren krijgt David de zonden van de Filistijnen op zijn nek. Immers David had hardnekkig geweigerd geweld te gebruiken tegen Saul en tegen Israël. Integendeel hij had het huis van Saul beschermd waar hij had gekund. Het was Saul die een slachting in Israël had uitgevoerd en de zonden van Saul krijgt David ook op zijn nek. Zo komt David met zijn soldaten, zijn generaals, zijn vrouwen en zijn overgebleven zoons aan bij de oever van de Jordaan, daar waar het water is, daar konden ze uitrusten in Ajefim. De geweldloze reactie van David op de opstand van zijn zoon heeft nooit echt veel indruk gemaakt buiten Israël. Maar de gelijkenis met het verhaal van Jezus van Nazaret is duidelijk. Wie dit verhaal over David en Absalom nauwkeurig leest snapt waarom Jezus van Nazaret door zijn volgelingen zo trots de Zoon van David wordt genoemd. Want ook hij werd beschuldigd te doen wat anderen deden, een opstand tegen de Romeinen uitlokken, ook hij beval zijn volgelingen het zwaard weer in de schede te trekken, zoals David bij Joab en Abisai deed. Ook wij mogen die weg van geweldloosheid, de weg van compassie volgen door elke dag opnieuw te zorgen voor de minsten, voor de vreemdelingen en bijwoners, voor de hongerigen en de naakten. Dat mag ook vandaag weer.