1 Samuel 31:1-13
Terwijl David achter de Amalekieten aanzat die zijn vrouwen en kinderen en de vrouwen en kinderen van zijn soldaten hadden geroofd ontbrandde in Israël de strijd tussen de legers van de Filistijnen en van Israël. De Filistijnen waren door Sauls keuze van het slagveld diep in Israël binnengedrongen. Geen wonder dat het leger van Israël de schrik om het hart sloeg toen het geweldige leger van de Filistijnen, met haar afdelingen van honderd en haar afdelingen van duizend, eenmaal tot de aanval was overgegaan. Het eerste aanvalsdoel van de Filistijnen was het kamp van koning Saul zelf. Een militaire strategie die ook nu nog wel wordt gehandteerd, schakel de bevelhebber uit, zorg dat de legerleider geen leiding meer kan geven, en de oorlog is al bijna gewonnen. Eerst werden de drie zonen van Saul gedood. Jonatan, de speciale vriend en bondgenoot van David, en de broers van Jonatan Abinadab en Malkisua.
Dan volgt een strijd tegen Koning Saul zelf. Hij werd omringt door Filistijnse boogschutters. Tegen een regen van goedgerichte pijlen is zelfs een wapenrusting van brons of ijzer niet bestand. Saul heeft dus alle reden om bang te worden. Hem was immers door de waarzegster in Endor aangezegd dat hij en zijn familie de dood zouden vinden in de strijd die op handen was. Nu waren zijn zonen al gestorven en ook hij zou voorzeker de dood vinden. Maar beter door de vlucht in de dood nemen dan je door de vijand te laten doden. Daarom vroeg hij zijn wapendrager om hem te doden. Die weigerde het bevel van de Koning. Een gezalfde op last van de God van Israël breng je nu eenmaal niet ter dood. Saul stortte zich daarop maar in zijn eigen zwaard. De wapendrager pleegde daarop ook zelfmoord. De schrijver van het eerste boek Samuël beschrijft dit nauwkeurig. De Filistijnen mogen ook achteraf niet de geschiedenis van Israël ingaan als koningsmoordenaars.
Het zal duidelijk zijn dat de Filistijnen de overwinning en de dood van Saul wel op hun eigen rekening hebben geschreven. Nadat het hele volk de woestijn was ingevlucht roofden ze alles leeg, hakten het hoofd van Saul af en namen zijn wapenrusting mee. Het hele land mocht feest vieren vanwege de grote overwinning die de Filistijnen hadden behaald. De wapenrusting kreeg een plaats in een tempel van Astarte, de vruchtbaarheidsgodin en zijn lijk werd aan de stadsmuur gespijkerd. De inwoners van Jabes waren hierover zo ontsteld dat ze alle overgebleven mannen verzamelden, een hele nacht doormarcheerden, de lijken van Saul en zijn zonen in beslag namen, cremeerden en begroeven onder de centrale boom van de stad. Zo kwam er een einde aan de Koning die het volk aan Samuël had gevraagd, een koning zoals ook de heidenen hun koningen hadden. Telkens weer als wij leiders van kerk, stad, provincie of land moeten kiezen worden we door de Bijbel opgeroepen aan Saul en David terug te denken. Voor wie kiezen we, voor een koning die uit is op eer en glorie, of een koning die uit is op bescherming en zorg voor de minsten in de samenleving. Die zorg mogen we ook zelf verrichten, elke dag opnieuw, zodat we een goede keuze maken als het er op aankomt.