1 Samuel 30:1-31
Dat was maar een laf zootje, die bende van de Amalekieten. Die stelden zich niet op voor de strijd zoals normale vijanden deden, zoals Israël dat zelf ook deed, maar die vielen altijd in de rug aan, op de zwakste plekken. Zo gebeurde dat ook in deze oorlog. Terwijl de Filistijnen en Israël met grote legers posities tegen over elkaar hadden ingenomen waren de Amelekieten op rooftocht uitgegaan. Daarbij waren ze gestuit op een stadje waar alleen maar vrouwen en kinderen woonden, Siklag, de stad van David en zijn mannen. Voor getrainde krijgers was een stadje met alleen maar vrouwen en kinderen een gemakkelijk te veroveren buit. En een rijke buit. Je kon de mooiste vrouwen voor jezelf uitzoeken en de rest, de kinderen ook, verkopen als slaaf. Amalekieten worden in de Bijbel altijd als voorbeeld gesteld van laf optreden. In de woestijn hadden ze de vermoeide Israëlieten in de rug aangevallen. De God van Israël had het volk uiteindelijk opgedragen een eeuwig durende wraak op de Amelekieten te zweren.
Maar het verhaal staat ook nog in het teken van de tegenstelling tussen een Koning zoals de Heidenen hebben en een Koning naar Gods hart. Die Koning zoals de Heidenen hebben was verlaten door de God van Israël. Hem bleef geen andere weg dan in de nacht naar een waarzegster gaan om nog eens van de Geest van Samuël te horen dat hij en zijn familie de dood in de oorlog zouden vinden. Voor de Koning naar Gods hart lonkt een andere weg. Hij en zijn manschappen zijn in één klap alles kwijtgeraakt, vrouwen, kinderen, huis en bezit. De stad is platgebrand. Samen rouwen ze zoals gewoon was, huilen tot er geen tranen meer waren. Dan stelt een deel de aanvoerder verantwoordelijk. Die had hen steeds meegenomen op zijn avonturen. Net als Saul krijgt David het benauwd. Maar waar Saul geen antwoorden krijgt van de God van Israël, krijgt David die antwoorden wel via de priestermantel van Abjatar en de dobbelstenen die daarin zaten. En zo gaat men achter de Amalekieten aan.
Het leven van mensen telt bij de Amalekieten niet. De slaaf die ziek werd is achtergelaten om te sterven van de honger. Bij David tellen mensenlevens wel. Zelfs vermoeide soldaten krijgen een plek en een taak in het geheel van zijn leger. Als vrouwen en kinderen zijn bevrijd, het bezit van een ieder is veilig gesteld en extra buit is veroverd delen ook de soldaten die niet hebben meegevochten mee. Zo stel je ook voor de toekomst de achterhoede en de aanvoer van voedsel, wapens en munitie veilig. En natuurlijk zal een Koning ook de politiek niet vergeten. David stuurt een deel van de buit naar de oudsten van Juda en naar de stammen die verbonden waren met Juda en die nu slachtoffer geworden waren van de Amalekieten. Niemand wordt vergeten en iedereen mag meedoen. Pas door te delen wordt je sterk. Dat is eigenlijk de boodschap die van het handelen van de Koning naar Gods hart uitgaat. Dat mogen wij ons ook aantrekken, de kardinalen als ze een nieuwe Paus krijgen en de raden van commissarissen als ze bonussen en bovenmatige beloningen toekennen aan de hoogste leiding van een bedrijf dat de lager betaalden op straat zet om winst veilig te stellen. Het niemand vergeten en iedereen mee laten doen mag ook daar gaan gelden. Wij kunnen dat laten zien door voor de minsten te zorgen, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.