Psalm 20
Vandaag zingen we een mooie kleine psalm mee met de Kerk. Een psalm die wel wordt aangeduid als een overwinningspsalm. Al is het de vraag of de psalm voor of na de overwinning gezongen moet worden. Het grootste deel van de psalm is immers in de wensvorm gesteld. Moge uitkomen wat we aan goeds wensen zingt de psalm voortdurend. De psalm begint te zingen over de dagen van nood, dan moeten juist al die wensen uitkomen. In de vrije vertaling die Huub Oosterhuis van deze Psalm gemaakt heeft gaat het dan ook over een onheilsdag. Op zo’n dan mag je hopen dat de God van Jakob jouw God is, dan mag je hopen dat de God die er zijn zal, er zijn zal voor jou.
De Psalm is dus meer een lied van hoop dan een lied van overwinning. Hoop op een keer ten goede. Die hoop is niet zoiets als stil maar wacht maar de Heer maakt het wel goed. Anderen hebben paarden maar wij hebben God zingt de psalmdichter. En daarmee wijst hij op een uitweg uit de benarde situatie. Die uitweg ligt dus niet in oorlog en geweld. Die uitweg ligt dus ook niet in overgave aan de vijand. Die uitweg ligt in het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten, een verbond dat in Jezus van Nazareth is uitgebreid tot alle mensen in de hele wereld. Een verbond waarop dus alle mensen een beroep kunnen doen, als ze geloven wat de Psalm ons voorhoudt. De Psalmdichter houdt ons namelijk voor dat de overwinning onafwendbaar komt, die overwinning komt binnen het geloof in de God van Israël.
Dat verbond is niet zomaar een vastleggen van de God van Israël. Het zou mooi zijn als wij ons alleen in tijden van nood aan dat verbond zouden moeten houden als een soort verzekering tegen rampspoed. Zo is het niet. Wij verbreken eigenlijk voortdurend dat verbond en roepen daarmee nieuwe rampspoed over ons af. We zouden moeten leren ons altijd aan dat verbond te houden zoals de God van Israël zich altijd aan dat verbond houdt. Dat verbond vraagt namelijk om altijd eerst van onze naaste te houden als van onszelf. Als we twee mantels hebben geven we er één van weg aan wie geen mantel heeft. En doen we dat? Als we samen de kosten van gezondheidszorg moeten dragen dan schreeuwen de rijken moord en brand als ze wat minder rijk worden doordat de kosten stijgen. Het dagblad van de rijken begint zelfs een oorlog tegen de rechtvaardige plannen om eerlijk te delen. Zo blijven we in de financieële crisis en blijft er geen tijd om de armsten vaker als 1 maal per week te wassen en dagelijks een fatsoenlijke maaltijd te geven. Gelukkig mogen we elke dag opnieuw beginnen onze naasten lief te hebben als onszelf, daarbij komt deze psalm goed van pas.