2 Kronieken 32:1-23
Kan de God van Israël je redden? Kan de God van Israël je beschermen tegen het kwade van je tegenstanders? In het verhaal dat we vandaag lezen is het antwoord: “Jazeker” Wie het verhaal van de Holocaust heeft gelezen leest het antwoord: “Zeker niet!”. Is het verhaal dat we vandaag hebben gelezen dan een sprookje? Dat nu ook weer niet. Het gevolg van de bekering van Hizkia en de invoering van de oude godsdienst van Israël waartoe hij het initiatief nam was dat er niemand meer bang was. De andere volken hadden goden die ze met hun eigen handen hadden gemaakt. Het volk had het zelf gezien, overal hadden afgodsbeelden gestaan tot in de eigen Tempel van de God van Israël toe. Die goden hadden niet geholpen. Maar de God van Israël hadden ze niet zelf gemaakt, die had ooit het volk ontmoet in de Woestijn en toen hadden ze zelfs niet gezien hoe die er uit had gezien.
Sanherib de koning van Assyrië had gebruik gemaakt van dat algemene geloof in goden die je zouden kunnen beschermen. Hij had het volk van Juda voorgehouden dat nergens een god of godje hem had kunnen afhouden van de verovering. Waarom zou dat Hizkia en zijn God dan wel lukken? Hizkia had bovendien overal de altaren voor de God van Israël ook laten weghalen. In het Noordrijk waren diverse plekken geweest waar ook de God van Israël was aanbeden. En als je een God tevreden wil stellen en echt aan je kant wil hebben dan moet je veel aanbidden en nog meer offeren. Voor wat hoort wat en je hoort nu eenmaal je God eerst tevreden te stellen. Zo zit Godsdienst in elkaar. Het volk had echter geleerd dat het zo niet in elkaar zit. Pas als je voor elkaar wil zorgen dan kun je samen sterk staan, dan ben je sterker dan je denkt.
Dat laatste is in de Tweede Wereldoorlog ook gebleken. Tot in onze dagen worden mensen geëerd die hun leven er voor over hadden om anderen in leven te houden. Ondanks de geweldige overmacht van de vijand wisten mensen met alleen het geloof dat je elkaar moet helpen in dit leven de vijand te weerstaan en mensen te behoeden voor de vernietiging. Dat gebeurde in de dagen van Hizkia ook. Het volk liet zich niet van de wijs brengen door het gebral en de opschepperij die ze op de muren konden beluisteren. Ze lieten zich geen schrik aanjagen door de omvang van het vijandelijke leger. Toen dat leger getroffen werd door een epidemie en in verwarring was gebracht bleek de bedreiging eigenlijk heel eenvoudig af te wenden. Over de trillende knieën waarmee de bedreiging was doorstaan hoef je het dan niet meer te hebben. Die Sanherib kwam om bij een staatsgreep. Wat overblijft is de vaste overtuiging dat alleen de zorg voor de zwaksten in de samenleving een samenleving sterk kan maken en bestand tegen onheil en rampspoed. Ieder zal daar aan hebben bij te dragen en elke morgen mogen we er weer mee beginnen, ook vandaag.