Spreuken 29:1-13
In de verzameling Spreuken die we vandaag lezen worden steeds tegenstellingen gegeven. Tegenstellingen tussen goed en kwaad. Maar bedenk wel, het gaat om goede en slechte daden en ieder mens kan kiezen tussen goede en slechte daden. Het laatste vers van het gedeelte van vandaag benadrukt het nog eens treffend: er is een overeenkomst tussen een arme en een onderdrukker. Beide hebben het licht in de ogen gekregen van de God van Israël, het zijn broeders. Niet broeders in het kwaad maar beiden zijn kinderen van God. In onze dagen hebben we daar nog weet van. Als onderdrukkers van hun troon vallen en gevangen worden dan vinden we niet dat ze direct ter dood gebracht moeten worden zoals zij hun tegenstanders en vermeende tegenstanders ter dood brachten maar dan vinden we dat ze terecht moeten staan en verantwoording voor hun misdaden moeten afleggen. Want een rechtzaak, met getuigen en bewijs, moet anderen weerhouden hetzelfde gaan doen, moet mensen de ogen openen voor wat goed is en wat slecht is, voor wat rechtvaardig is en voor wat goddeloos is.
De Bijbel veroordeelt prostitutie niet. Elke vorm van dwang tot prostitutie heet in de Bijbel overigens verkrachting en de bescherming van de weduwe is ook bedoeld om haar een plaats in de samenleving te verzekeren die haar behoed voor de keus over te gaan tot prostitutie. Maar de man die een prostituee bezoekt verkwanselt het vermogen van zijn vader. Het staat hier zo simpel maar er zit een heel economisch systeem achter. Toen het land Israël was ingenomen heeft Jozua het land onder de families van het volk verdeeld. Iedereen kreeg een stuk land waarvan het zou kunnen leven. Als door wat voor omstandigheden de eigendom van dat land verloren zou gaan dan zou de familie het na vijftig jaar weer terugkrijgen. Dat land is dus van letterlijk levensbelang voor je kinderen. Dat levensbelang van je kinderen op het spel zetten door het bezoek aan een prostituee wordt hier dus veroordeeld, het is net zo slecht als het werk van uitzuigers en vleiers.
De manier waarop de schrijver van het boek Spreuken de goede en de slechte daden tegenover elkaar zet, door typeringen van mensen naar hun handelen, maakt niet alleen dat de keuzes die we zelf hebben duidelijk worden, maar maakt ook herkenbaar aan wie wij wel en niet ons vertrouwen moeten schenken. Worden de rechten van de armen erkent? Bedaart men de woede of stookt men onrust? Bevordert men een goede rechtsgang, ook al is die tegen zichzelf gericht, of laat men met geraaskal en gesneer alles in het honderd lopen? Het zijn de keuzes die gemaakt worden tussen leven en dood. De Bijbel is daar soms zeer radicaal in, mensen die goddeloos leven kiezen voor de dood, zijn moordenaars, lokken opstand, woede en wraak uit. Ze moeten dag en nacht beveiligd worden om zelf niet vermoord te worden door de woede die ze opwekken met gesneer en geraaskal. Een dwaas geeft uiting aan zijn gevoel, een wijze houdt ze in toom. Dat geldt ook voor politici en regeerders. Gelukkig mogen we elke dag opnieuw de keuze maken tussen leven en dood, tussen recht en onrecht, tussen zorg voor de minsten en zorg voor onszelf. Elke dag opnieuw, ook vandaag weer.