Jesaja 2:6-22
Â
Soms is de Bijbel actueler dan je zou denken bij een boek dat vele duizenden jaren geleden tot stand is gekomen. In een tijd van Idols, verkiezingen van de mooiste, de beste, de populairste, de uitbundigste, de grappigste en noem maar op waar je nummer 1 in kunt zijn spreekt de Bijbel over goden die je kunt vormen met je eigen handen. In onze dagen worden zelfs politici kennelijk niet meer gekozen vanwege het programma van hun partij maar vanwege hun voorkomen en hun vermogen rake opmerkingen te maken die zich lenen voor korte nieuwsflitsen. Dat bij al dat streven naar Idolvorming de minsten, de zwaksten uit het zicht raken en alleen nog maar een last vormen is begrijpelijk. Natuurlijk, zielige gevallen leveren soms nog wel eens een tranentrekkend TV programma op, maar werkelijk voorgoed iets doen voor mensen die te kort worden gedaan is er niet bij. Nee, men laat zich eerder in met waarzeggerij. Alsof ook Jesaja eens een blik heeft geworpen op het bedrog dat Char heet. Ze vullen hun land met zilver en goud.
In de Naardense Bijbel staat in de passage van vandaag dat de mens zichzelf vernederd door het aanbidden van de idolen die men zelf heeft gemaakt. We lopen er ondertussen massaal achteraan. En zijn we aan de ene god gewend dan scheppen we weer een nieuwe. Soms gaan artiesten daar aan onderdoor. Wordt het leven ondraaglijk omdat ze van hun godenzweem zijn ontdaan en alleen nog maar voor pseudo-god mogen spelen. Wanhopig zoeken ze wegen om toch nog bekend te worden of te blijven en toch nog eenmaal in de godentempel Ahoy, of een voedbalstadion, zich te laten aanbidden door een enthousiaste massa. Als dat niet lukt kan dat tot diepe depressie leiden, tot een wanhopige uitzichtloosheid. Te weinig mensen beseffen wat je anderen kunt aandoen met al die persoonsverheerlijking, met al die keuzes voor de hype van de dag op allerlei terreinen. De Bijbel roept ons op om van de minsten onder ons een hype te maken. Dat lijkt vruchtbaarder en meer vreugde te brengen.
Â
 Wij lezen het visioen van Jesaja. Hij schreef dat in de tijd dat Israel als een klein misbakseltje vertrapt dreigde te worden onder de laarzen van de internationale politiek. Het volk van Israel zou in de tijd van het boek van Jesaja in ballingschap worden afgevoerd. Niets wees er op dat een God van Liefde, die als enige Heer op aarde werd genoemd, nog macht had, laat staan dat die God de enige was die uiteindelijk macht zou hebben. Dat visioen van Jesaja geeft hoop aan volken die net zo worden onderdrukt en bedreigd. Zoals het volk Israel ooit terugkeerde uit ballingschap en de Tempel met de Wet van delen met elkaar weer opbouwde, zo kunnen wij de God van Liefde weer de baas laten zijn van onze samenleving en in onze wereld en daarmee een begin maken met bevrijding van onderdrukten. Al die hoogmoedigen, de rijken en de machtigen, die denken dat hun rijk eeuwig zal duren, zullen vallen. Ze zullen eens moeten vluchten en zich verstoppen omdat recht zal worden gedaan aan hun slachtoffers. We hebben na de Tweede Wereldoorlog tribunalen gehad voor oorlogsmidaden. Die Tribunalen zijn uiteindelijk uitgelopen op een Internationaal Strafhof dat kan uitgroeien tot een waarschuwing voor iedereen die denkt onaantastbaar te zijn. Wij mogen er op vertrouwen dat het zal werken, zoals Jesaja er op vertrouwde dat zijn Heer pas echte macht had op aarde.