Marcus 1:16-31
Â
Cynisme is heel moeilijk te bestrijden. Vooral door vriendelijke mensen die het goed bedoelen. Je probeert mensen ergens warm voor te maken en dan maakt iemand een cynische opmerking. Je zamelt geld in voor mensen die te weinig hebben om te eten en dan hoor je:” ach, hebben die mensen honger, nou dan hebben ze ook wat minder ruimte nodig, spaart huur uit en dan hebben ze ook geld om te eten.” Voor Marcus zijn die mensen bezeten van een onreine geest. Jezus van Nazareth de “Heilige van God” noemen is niet minder dan een geloofsbelijdenis die we best mogen herhalen, maar omdat je niks met Jezus van Nazareth te maken wil hebben en zelfs roept dat hij je wil vernietigen is die uitspraak juist in het leerhuis, de synagoge, cynisch. Het draait het goede om tot het kwade.
Jezus van Nazareth wilde maar al te graag de boze geesten vernietigen en riep mensen op radicaal anders te gaan leven. Dat hebben we hiervoor gelezen. Er waren dan ook genoeg mensen die aan die oproep gehoor gaven, een aantal worden bij name genoemd. Cynici aanspreken als zijn ze bezeten van een boze geest vraagt nogal wat moed en persoonlijkheid. Gehaaide politici die cynisch opmerken niet te willen betalen voor het bijbrengen van het verhaal van Jezus van Nazareth aan kleine kinderen kun je toch moeilijk beschuldigen bezeten te zijn. Dat zijn ze overigens wel, het zijn over het algemeen fundamentalistische ongelovigen die dat geloof in niks aan iedereen willen opleggen. Dat kinderen ook op openbare scholen normen en waarden aangeleerd horen te krijgen en dat die normen en waarden ergens vandaag komen vergeten ze. Dat door ouders gestichte scholen waar de normen en waarden ontleend worden aan de Wet van de Woestijn geen cent méér krijgen dan die openbare scholen en dat aan kinderen verder exact hetzelfde geleerd moet worden wordt verzwegen. Het is uiteindelijk niet meer, en niet minder dan een boosaardige poging de goddeloosheid tot algemeen geldende norm te verheffen.
Dat in onze samenleving opvattingen over hoe we met elkaar omgaan uit heel verschillende culturen en achtergronden komen en dat we onze eigen achtergrond dus heel goed moeten kennen om met anderen om te gaan ontgaat ze. Het wordt dus tijd deze boze geesten te weerstaan en uit te drijven. Goddeloosheid is in onze samenleving een te respecteren opvatting maar die opvatting bestaat gelijkwaardig naast het geloof in het Koninkrijk van God en de wet van liefde en rechtvaardigheid als norm voor de samenleving. Moeten we daarom opgewonden raken? Koortsig om ons heen slaan om het kwade te verdrijven? Het is wat fundamentalisten soms doen, geweld gebruiken om de eigen opvatting aan anderen op te leggen. Zo niet de volgelingen van Jezus van Nazareth. Marcus beschrijft ons het voorbeeld dat gegeven wordt. De koorts had de schoonmoeder van Petrus verlamd. Hij hielp haar overeind en bracht haar weer in beweging. Niet langer koortsig en uitputtend, maar zorgend, voor de mensen direct in haar omgeving. Zo mogen wij ook zorgen, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.