Jakobus 3:13-18
“Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten”, zo besluit het Bijbelgedeelte dat we vandaag uit de brief van Jacobus lezen. Echte wijsheid, zo stelt Jacobus, is voor alles zuiver, vredelievend en meegaand, onpartijdig en oprecht en rijk aan ontferming. We nemen de mensen om ons heen dus hun kleine hebbelijkheden en foutjes niet kwalijk. Dat wil niet zeggen dat je moet zwijgen. Maar wel dat het opsteken van een middelvinger in het verkeer, knipperen met de koplampen, of luid toeteren, als er weer eens iemand de weg kwijt is, of niet helemaal meer weet hoe met het drukke verkeer van vandaag om te gaan, uit den boze is. Jacobus noemt egoïsme als bron van wanorde en kwaad. Als de wereld er dus alleen maar voor jou is, dan wordt de wereld er niet beter op. Dat wil nog steeds niet zeggen dat je een ander niet op fouten en irritaties moet wijzen. Je kunt iemand helpen door de fouten die worden gemaakt te benoemen. Je kunt iemand helpen door zelf ook open te staan voor het benoemen van dingen die jij doet en die een ander onhebbelijk vindt. Echte Liefde voor de naaste betekent dat je de naaste helpt een beter mens te worden, niet dat jij weet wat dat is, niet dat jij de wijsheid in pacht hebt, maar wel dat je die ander liefhebt als jezelf. Dus als jij zou willen dat iemand het maar tegen je gezegd had, dan is dat genoeg om het in elk geval tegen je naaste te zeggen. Vrede komt altijd van twee of meer partijen, daar moeten twee of meer partijen aan meedoen. Vrede stichten betekent dus een beroep doen op alle partijen om het kwaad te laten varen en het goede te gaan doen. Dat doet ook recht aan mensen. Neem de ander serieus, die kan echt ook het goede doen en het kwade laten. Zelfs God gelooft in mensen dat kun jij dus ook, zegt Jacobus dus eigenlijk dit Bijbelgedeelte. We hadden al gezien dat de brief van Jacobus gaat over het doen van geloven. We weten al dat het begin van de wijsheid de vreze van de Heer is. We weten nu dus ook hoe we dat moeten doen. In zachtmoedigheid de ander aanspreken op het goede. Niet de ander veroordelen, niet de ander in een kwaad daglicht stellen, niet aankomen met de irritatie, maar de ander de kans geven als een goed lid van de samenleving de plaats in te nemen die ieder mens toekomt. Dat is de Wijsheid van boven, dat is het geloven als werkwoord, elke dag opnieuw.