1 Petrus 2:18-25
Het gedeelte dat we vandaag lezen heeft vaak weerzin opgeroepen bij die mensen die tegen elke vorm van slavernij waren en zijn. In de geschiedenis is dit gedeelte ook wel gebruikt om de slavernij te verdedigen en elk verzet van slaven er tegen de kop in te drukken. Aanval noch verdediging is echter aan de orde. In de eerste plaats is hier sprake van bescherming van de slaven. Het vrijheidsdenken van de christelijke gemeente zou gemakkelijk tot opstand kunnen leiden. Ieder mens heeft immers recht op vrijheid. Maar in de slavenmaatschappij die de Romeinse staat was zou elke opstand van slaven onherroepelijk tot de dood van de slaven en hun medestanders hebben geleid. De oproep om het lijden te verdragen zoals Christus het lijden heeft gedragen is dus een bescherming voor de slaven die het moesten ondergaan, het kon altijd nog erger.
De vertalingen uit het Grieks doen een belangrijk element in het verhaal van de schrijver van de Petrusbrief verdwijnen. Dat “meesters” uit het begin van het gedeelte van vandaag zou je ook met despoten kunnen vertalen. Willekeurige heersers die menen te kunnen beslissen over leven en dood. Nu is despoot in onze taal een uiterst negatieve aanduiding van iemand en dat was in het oorspronkelijke Grieks nu ook weer niet de bedoeling. Maar het Griekse woord voor Heer dat in het nieuwe testament zowel voor keizer, koning, landvoogd, God en Messias wordt gebruikt wordt in de brief van Petrus uitsluitend gebruikt voor God en de Messias. Voor alle andere menselijke bazen en baasjes klinkt het despotes, ons despoot of meester.
Dat maakt dat we anders naar dit gedeelte moeten kijken dan als naar een verdediging van de slavernij. Het heeft niet te maken met de vrijheid van het Evangelie maar met het respect voor het menselijk leven dat de Bijbel ons voorhoud. Dat leven is belangrijker dan de houding tegenover koningen, keizer en slavenhouders. Petrus houdt ons in navolging van Paulus voor dat we het kwade alleen kunnen bestrijden door het goede te doen. Dat geldt voor alle christenen, ook voor de slaven. Zij zullen door hun houding moeten laten zien dat een andere houding dan wreedheid en oog om oog een vruchtbaarder houding is. Zoals Jezus van Nazareth het zwaard liet wegsteken, zweeg tegen zijn vervolgers, bad om vergeving voor zijn veroordelaars en nog aan het kruis voor verzorging van zijn moeder zorgde zo moeten Christenen onrechtvaardige bestuurders tegemoet treden. Niet zwijgen over het goede dat gedaan moet worden maar zich ook niet laten verleiden zelf ook het kwaad te gaan doen. Dat mogen we ons ook vandaag ter harte nemen als ons voorgehouden wordt dat alleen met geweld de vrede gebracht kan worden. De Bijbel zegt dat dat niet kan en misschien moeten we het ook vandaag weer met de boodschap van de Bijbel durven te wagen.