Genesis 28:10-22
Godsdienst gaat vanouds gepaard met beelden van de God die moet worden aanbeden. Wij zijn dat niet meer gewend, maar wie op vakantie naar Italië, Griekenland of Egypte gaat komt daar nog beelden in overvloed tegen die vroeger als goden werden aanbeden. We kunnen ons eigenlijk ook niet voorstellen dat iedereen beelden aanbidt en beelden bezit, mooie en simpele, en waar jij dan een uitzondering bent. Aanpassen aan de heersende gewoonten is toch heel natuurlijk, vooral als de overheid het ook nog voorschrijft. Jacob heeft niet van die beelden van zijn God. Izaak had ze niet en Abraham had ze al helemaal niet. Als Jacob dan ook alleen op reis gaat? is de droom over de belofte die zijn famillie voortdurend op reis stuurde het beeld dat je zou moeten hebben van God. Die God is niet op een stuk grond dat van jou is en door die God vruchtbaar gehouden moet worden, die God gaat met je mee waarheen je ook gaat. Het huis van die God is de steen die je als kussen gebruikt, want in je slaap komen de dromen van een betere wereld, van het grote volk waarvan jij de stamvader of stammoeder mag zijn. Iedereen die kinderen heeft mag het zich realiseren, je bent stamvader of stammoeder van een groot volk. Alleen kunnen jouw kinderen ook op die nieuwe manier verder gaan. De manier van eerlijk delen, van een deel van hun vermogen steken in die onbekende onzichtbare God die wil dat je je naast liefhebt. Jacob besluit er zijn godservaring mee. Wij blijven zitten met mensen die ook vandaag nog met gesloten ogen en koude harten de overheid navolgen en wetten uitvoeren. Toen politieagenten in 1942 Joodse medeburgers naar Amsterdam begeleiden wisten die niet dat die medeburgers vermoord zouden worden, ze zouden moeten werken voor de overheid. Daarom is het uitzetten van onze broers en zusters nu niet daarmee te vergelijken vinden ze. Huub Oosterhuis vindt van wel, ambtenaren die een baby van 5 maanden een brief sturen dat die vader en moeder moet verlaten en het land uit moet, mogen dan een fout gemaakt hebben, wreed is het, en diezelfde ambtenaren die een hoog bejaard echtpaar, waarvan kinderen en kleinkinderen in Nederland mogen blijven, aan het begin van deze winter op straat willen zetten omdat die bejaarden niet naar hun land van herkomst willen, zijn wreed en er is een wethouder nodig om ze van onderdak te laten voorzien. In het land waar de droom van Jacob gevolgd wordt laten we ons gezeggen door mensen als Huub Oosterhuis en niet door ambtenaren met gesloten ogen en koude harten.
?