Jeremia 2:26-37
Waarom is het zo erg andere goden na te lopen? De rijke mensen die de Tweede Kamer en haar commissie kwamen vertellen hoe het zo gekomen is met de kredietcrisis en de ondergang van de ABN AMRO bank waren toch keurige mensen? Net in het pak, keurige stropdassen en gebruikers van fatsoenlijke taal. Het gedeelte van het boek van de profeet Jesaja dat we vandaag lezen geeft daar een beetje een antwoord op. Dat nalopen van die goden van winst en profijt gaat ten koste van arme onschuldige mensen. In de bankencrisis die de wereld heeft getroffen gaan er niet direct spaarders dood. Indirect soms wel. Mensen die geld bijeen hadden gebracht voor een project in een arm land en dat geld tijdelijk moesten parkeren bij een bank zodat het project van start kon gaan zochten een bank met de hoogste rente. Dat zou die arme mensen ten goede komen. Ze zijn het geld nu kwijt en de projecten konden geen doorgang vinden. Geen enkel excuus werd gehoord. En de mensen met zeer buitensporig riante afvloeiingsregelingen steken geen hand uit om de ergste nood voor de armsten te lenigen. We moeten er van leren dat we de mensen die de leiding hebben in bankwezen, bedrijfsleven en politiek niet zo gemakkelijk in hoog aanzien zetten. In de dagen van Jeremia waren het de Priesters in Jeruzalem, priesters van heiligdommen in Betel en Dan die in hoog aanzien stonden. Zij hadden toch fraaie gewaden en indrukwekkende rituelen. Zij hadden prachtige beelden van de goden die werden aanbeden. En de God van Israël? Daar was niet eens een beeld van. Een oude houten kist die niemand mocht zien en waar volgens zeggen een paar stenen platen in lagen. En niks geen indrukwekkende rituelen. Nee een maaltijd, met je familie dat ging nog, met de Priesters kon ook nog als je zelf ook deftig was, maar met de armen van de stad en de vreemdelingen dat geeft toch geen pas. Pas als er een ramp gebeurd dan wordt de God van Israël aangeklaagd. De God van Israël moet uit het publieke leven blijven in onze dagen. Nooit mag je aandacht vragen voor de minsten op de aarde, voor de armsten. En het heb uw naaste lief als uzelf als leidend principe maken van de regering en het bestuur, die regel leidend maken voor bedrijven en banken, is al helemaal taboe. Maar komt er een aardbeving in Haïti dan staan dezelfde verbieders vooraan met de vraag waar de God van Israël was die de kinderen zou beschermen en de armsten onder zijn hoede zou nemen. Vergeten zijn alle momenten dat eerlijke handelsverhoudingen moesten wijken voor het eigen gewin en het profijt van eigen ondernemingen. Vergeten zijn alle momenten dat de overdracht van noodzakelijke beschermingstechnologie afhankelijk werd gemaakt van het vermogen van de armen er voor te kunnen betalen. Niet de God van Israël is verantwoordelijk voor de gevolgen van de aardbeving, het is al helemaal geen straf voor de armen, maar de rijken van deze aarde die eerst aan zichzelf denken en aan het vergroten van hun rijkdom en de armen afschepen met de kruimels die van hun tafels vallen. Daartegen kunnen we vandaag opstaan, door te luisteren naar Jeremia en zijn oproep tot het volgen van de Weg van de God van Israël te volgen.