Jeremia 3:1-11
Het gaat hier niet om een willekeurige straf voor de zonden die het volk begaan zou hebben. Nee het gaat hier om de tegenstelling tussen de God van Israël en de vruchtbaarheidsgoden die door dat volk werden nagelopen. Die afgoden werden vereerd met de meest absurde riten. Sexuele uitspattingen, tempelprostitutie, maar ook zelfverminking tot bloedens toe. Dat alles om vruchtbaarheid af te smeken. En voor vruchtbaarheid was lenteregen nodig. Hoe meer men die vreemde goden bad om lenteregen, hoe intensiever de riten werden beoefend voor die vreemde goden hoe minder lenteregen er kwam. En zo af en toe werd ook de God van Israël aangeroepen, met die was het volk immers begonnen en je kon nooit weten, maar de profeet wijst er fijntjes op dat de godsdienst van de vreemde goden nooit helemaal werd uitgeroeid in het volk. Zelfs in Juda, waar toch de Tempel van de God van Israël stond in hun hoofdstad Jeruzalem, werden vreemde goden meer vereerd dan de God van Israël. Daar werd dan wel weer de eredienst van de God van Israël opnieuw ingevoerd maar ook in Juda bleef de afgodendienst bestaan. In het Noordelijk koninkrijk Israël werden de twee godsdiensten tenminste nog als gelijkwaardig naast elkaar gezet. In Juda bleef het oude bestaan en werd de godsdienst van de God van Israël als nieuwe mode ingevoerd. De twee koninkrijken worden hier afgeschilderd als twee zusters, Afvallig Juda en Ontrouw Israël, in de vertaling gaat dat beeld gedeeltelijk verloren. Ook in onze dagen merken we dat soms de godsdienst van het Christendom als een nieuw ontdekte mode wordt gepresenteerd. Vroeger waren we immers allemaal Christelijk en zou het ook nu niet ons van een groot aantal problemen verlossen als we weer een beetje meer Christelijk zouden worden heet het dan. Niet dat we het najagen van carières en rijkdom moeten opgeven. Het superidol geloof zit immers vast gebakken in onze cultuur. Maar meditatie, gymnastiek met een goddelijk tintje en vooral het fatsoen en het zich afzetten tegen andere godsdiensten dan het christendom maken dat we weer netjes en te waarderen worden. De werkelijke Christelijke principes, die van de God van Israël en van Jezus van Nazareth komen niet meer ter sprake. Natuurlijk leeft er bij een groot deel van het volk nog de notie dat je een ander moet helpen als die in nood zit. Bij een aardbeving als in Haïti wordt het chequeboek getrokken en ruimhartig ingevuld. Maar is er al een debat geweest over de oorzaak van de armoede in Haïti? Zijn er al handelsbepalingen veranderd die het volk van Haïti kunnen helpen om straks zoveel geld te verdienen dat het op eigen benen kan staan? En het volk van Haïti is niet het enige volk dat smeekt om gerechtigheid, om een rechtvaardige behandeling in plaats van hulp en aalmoezen. Onze economie bloeit weer op omdat er op nieuwe afzetmarkten in India en China weer te verdienen valt. Stel je nu eens voor dat ook de miljoenen hongerenden in Afrika zoveel zouden verdienen dat ze een afzetmarkt voor ons zouden vormen. Pas eerlijk delen kan ons echt rijk maken. Het klatergoud van de race om de best presterende te zijn kan daar nooit tegenop. Laten we ons dus ook vandaag richten op de Fair Trade en zorgen voor eerlijk delen in de wereld.