Rechters 15:1-8
Zo was Simson dus getrouwd. Dat dacht hij tenminste. Lezers die het verhaal van begin af aan hebben gevolgd weten dat zijn bruid inmiddels was weggegeven aan de eerste getuige. Maar Simson was toen nog bezig met het doden van 30 jongemannen en het geven van hun kleren aan de bruiloftsgasten die door list en bedrog zijn wedstrijd in raadsels hadden gewonnen. Voor Simson moest het huwelijk dus nog beginnen. Nu heb je aan je bruid wel wat goed te maken als je huwelijksfeest zo verstoord is geworden. Hij nam dus een geitenbokje voor haar mee en ging opnieuw naar het huis van zijn schoonvader. Maar daar stootte hij zijn neus. Bij de Filistijnen waren man en vrouw kennelijk niet gelijk. Daar kon je een vrouw net zo gemakkelijk weggeven als een geitenbokje. De vrouw van Simson was al weggegeven. Geen nood echter, er was nog een jongere zuster en die was nog mooier ook. Alsof het in een huwelijk alleen om het uiterlijk gaat. Bij alle modelwedstrijden en transformaties die we in onze dagen kennen moeten we ook uitkijken dat we onze jongeren niet de indruk geven dat het leven alleen om je uiterlijk draait en niet om de liefde voor God, om het houden van je naaste als van jezelf. Nu had Simson eerst recht een reden om wraak te nemen. Dat wat hij het liefste had, waarvoor hij vader en moeder had verlaten, was hem afgenomen alsof het maar een dier was dat van de ene bezitter naar de andere kon overgaan. Simson nam wraak door de oogst van de Filistijnen te vernietigen. Het hele verhaal over Simson roept voortdurend prachtige verhaalbeelden op. Was het eerst een engel die in een vlam ten hemel vloog, toen een leeuw die in twee stukken werd gescheurd, toen een zwerm bijen die in het kadaver van de leeuw ging wonen, nu zijn het 300 vossen die twee aan twee met de staarten aan elkaar gebonden en met een fakkel ertussen door de graanvelden renden. Je ziet het voor je. In een landbouwmaatschappij is dat funest. Een dergelijke daad leidt onherroepelijk tot hongersnood. Het lijkt op de verhalen die over de Filistijnen werden verteld, hoe zij de oogst van de Israëlieten kwamen roven. Maar in het verhaal over Simson zoals het hier wordt verteld is het opnieuw een terroristische daad. In onze dagen vinden we dat je zo geen wraak kunt nemen op je vijanden. Natuurlijk wilden ook de Filistijnen weten waar ze deze ramp aan te wijten hadden. Dat die schoonvader en zijn dochter Simson zo kwaad hadden gemaakt was voor hen voldoende om hun huis in de brand te steken zodat ze omkwamen. De jongemannen die met hun list en bedrog het geheel aan de gang hadden gebracht, bleven nog steeds buiten schot. Van enige zorgvuldigheid, van mensen tot hun recht laten komen is geen sprake. Maar nu had Simson genoeg redenen om tegen zijn vijanden te keer te gaan. Hij sloeg er op los en maakte talloze slachtoffers. Het verhaal suggereert dat het uiteindelijk er om te doen was dat er zoveel mogelijk slachtoffers zouden vallen. Maar Simson trok zich terug staat er. Voor ons wordt dan vertaald met “een overhangende rots bij Etam” Eerder werd ook vertaald met rotsspleet of rotspunt, maar je zou ook kunnen vertalen met “sterkte van de Heer”, zoals van God wordt gezegd dat hij een sterke rots is. Dat Etam betekent “leger van de wilde beesten” Simson die als een wild beest te keer was gegaan zoekt dus zijn schuilplaats bij de rots die God kan zijn. Wat wij kunnen leren is dat we in elk geval in opstand zouden kunnen komen tegen het kwade dat ons probeert te overheersen. Want zo’n schuilplaats hebben wij immers ook?