2 Timoteüs 1:11-18
Timotheüs mag het dan moeilijk hebben op de reis die hij voor Paulus onderneemt, Paulus zelf heeft het ook niet gemakkelijk. Hij is verwikkeld in een rechtzaak en belangrijke steunpilaren als Fygelus en Hermogenes hebben zich van hem afgekeerd. Alleen Onesiforus steunt hem kennelijk nog, die was al een grote steun geweest in Efeze waar Timotheüs en Paulus samen geweest waren. Paulus beschrijft de boodschap die hij moet doorgeven, een boodschap die ook Timotheüs moet doorgeven, in juridische termen. Dat Evangelie wordt bewaard als een onderpand volgens het Romeinse recht. Het is dus niet van jezelf, het moet als uiterst kostbaar worden behandeld en je geeft het niet zomaar weg. Nu is dat laatste niet zo vreemd. In de eerste vier eeuwen na de geboorte van Jezus van Nazareth werden zijn volgelingen in het Romeinse Rijk op zeer wrede wijze vervolgd. Pas met de komst van Keizer Constantijn veranderde dat en werd het Christendom een staatsgodsdienst. Voor ons is het daarom goed dat we kennis kunnen nemen van de wereld voordat het Christendom door iedereen werd erkend. Wij leven immers in een wereld waar het Christendom verguisd en bespot wordt? Uitkomen voor het geloof in een nieuwe wereld, een wereld waar geen honger en dood meer zal zijn, wordt op allerlei manieren bespottelijk gemaakt. Werken voor die wereld, werken voor de armsten en de minsten in de wereld, wordt als doelloos en zinloos bestempeld. Het enige waar je in onze dagen kennelijk nog voor mag opkomen is je eigen posititie, je eigen carrière, je eigen inkomen, je eigen bonus en je eigen bezit. Dat je dat alles kunt delen en mag delen met de armsten in de wereld en dat daardoor de wereld beter wordt mag je niet meer uitdragen. Timotheüs en Paulus leefden in een wereld waar ze niet alleen bespot werden om hun geloof in een wereld waarin iedereen gelijk was maar ze werden er ook bedreigd en vervolgd. De op slaven gebaseerde economie van het Romeinse Rijk kon het niet hebben dat slaven als broeders en zusters werden behandeld. Het leven van een slaaf telde niet en zorgen voor je slaven ging maar ten koste van je eigen winst en je eigen genot. Ieder volk mocht wel haar eigen godsdienst hebben als ze maar de Keizers van Rome als oppergod aanvaarden en hem evenveel eer bewezen als de eigen goden. Voor Joden werd een uitzondering gemaakt, ze vormden een kleine minderheid die verder goed aangepast was aan de Romeinse samenleving. Maar voor die Christenen werd geen uitzondering gemaakt. Die ondermijnden de fundamenten van de Romeinse samenleving met hun leer van liefde en hun geloof in de komst van een andere wereld. Zij erkenden geen God buiten de God waarvan ze geen afbeelding hadden. Hun leermeester en grote voorbeeld was een ter dood veroordeelde Jood waarvan ze ook nog beweerden dat het de Romeinen niet gelukt zou zijn hem dood te krijgen, hij was opgestaan uit zijn graf. In onze dagen worden Christenen niet om hun geloof vervolgd. Pas als ze zich inzetten voor asielzoekers, ruimte scheppen voor de belijders van de Islam en bedreigers van een samenleving waarin mensen samen moeten leven aanspreken kunnen ze op geweldadige tegenstand uit de samenleving rekenen. Paulus en Timotheüs leren ons daar niet bang voor te zijn. Als we vasthouden aan dat geloof in die nieuwe wereld en aan de liefde voor God, de liefde voor de naaste als van onszelf, dan leeft wat we doen eeuwig voort, net als de boodschap die zij brachten, tot op vandaag.