Psalm 130
1 Een pelgrimslied. Uit de diepte roep ik tot U, HEER, 2 Heer, hoor mijn stem, wees aandachtig, luister naar mijn roep om genade. 3 Als U de zonden blijft gedenken, HEER, Heer, wie houdt dan stand? 4 Maar bij U is vergeving, daarom eert men U met ontzag. 5 Ik zie uit naar de HEER, mijn ziel ziet uit naar Hem en verlangt naar zijn woord, 6 mijn ziel verlangt naar de Heer, meer dan wachters naar de morgen, meer dan wachters uitzien naar de morgen. 7 Israël, hoop op de HEER! Bij de HEER is genade, bij Hem is bevrijding, altijd weer. 8 Hij zal Israël bevrijden uit al zijn zonden. (NBV21)
Soms lijkt het er op dat de samenstellers van het Oecumenisch leesrooster een soort toekomstvoorspellers zijn. Gisteren werd de dood van Navalny in Rusland bekend. De oorlog in de Oekraïne kent tegenslagen. En Israël dreigt met een zeer bloedige aanval op een stad in Gaza. Nog afgezien van alle andere oorlogen, onderdrukte volken en schendingen van mensenrechten op de wereld. Niets is minder waar. We leven in de tijd naar Pasen toe waarin de Kerk vanouds meer oog probeert te krijgen voor het lijden in de wereld. In het Latijn staat boven deze Psalm “De Profundis” en voor vele begrafenissen hebben componisten naar aanleiding van deze Psalm de mooiste muziek gecomponeerd. De psalm staat bekend als een inktzwarte psalm. De Latijns Amerikaanse dichter Ernesto Cardenal heeft eens een eigen versie van deze psalm gemaakt. Die begint “Uit de diepten, o Heer, roep ik tot U, ‘s nachts roep ik mijn cel- in het concentratiekamp, in de folterkamer- in het uur van de duisternis- het uur der ondervraging, hoor mijn stem, mijn S.O.S.”
Zo zingt de psalm ook mee met de lijdenden van onze dagen. En dan geeft ook deze psalm, net als de psalm uit de Bijbel, hoop. De Psalm verkondigt bevrijding ook aan de mensen die het meest te lijden hebben van onderdrukking. Het is overigens ook een pelgrimslied. Elk jaar moesten de Israëlieten een paar keer naar Jeruzalem om daar maaltijd te houden met de dienaren van de Tempel, de vreemdelingen, de armen en hun familie. Dat was een offermaaltijd die de hoop op de bevrijding levend kon houden. Want wie het land ook had bezet, hoeveel er ook geroofd was, hoe groot ook de kans dat je tot armoede verviel en in slavernij moest gaan, altijd was er de belofte dat aan de ellende een eind zou komen. Van die hoop kon je dag en nacht leven. Als wachters op de muren van de stad die dag en nacht uitkijken en de hele donkere nacht uitkijken naar het morgenrood dat weer het daglicht brengt. Ook als je zelf fouten hebt gemaakt die je in de ellendige situatie hebben gebracht dan nog weet je dat als je oprecht berouw hebt van die fouten en je zo verandert hebt dat je die fouten eenvoudigweg niet opnieuw zou kunnen maken dan weet je dat God genadig is en dat je opnieuw mag beginnen.
Daarom komen mensen bij elkaar om tegen het wrede bewind in Rusland op te komen. Daarom komen mensen op straat om steun te betuigen aan de bedreigde Palestijnen. Daarom bestrijden we antisemitisme. Daarom klinkt in ons land gelukkig dezer dagen ook opnieuw het verzet tegen een echt levenslange gevangenisstraf. Dan heeft het zin je te veranderen, dan heeft het zin weer mens te worden, dan kan je op het eind van het leven weer mee doen met de mensen. Het zingen van deze Psalm is nooit vrijblijvend, maar altijd bedoeld als bevrijding. We kijken dus in deze 40 dagen naar al die situaties waarin mensen gevangen zitten. Gevangen in verkeerde informatie. Gevangen in machten die zich onaantastbaar achten. Gevangen in onrechtvaardige handelssystemen. Gevangen in de bescherming van de rijken waardoor eerlijk delen wordt tegengehouden. We weten dat 40 dagen niet genoeg zijn,. maar als er iemand uit de dood kan opstaan kan ook de wereld worden veranderd. Daar beginnen we mee door deze Psalm te zingen.