Openbaring 22:12-21
12 ‘Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden. 13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.’ 14 Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. 15 Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt. 16 ‘Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’ 17 De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft. 18 ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; 19 en als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, die in dit boek beschreven zijn. 20 Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, Ik kom spoedig!’ Amen. Kom, Heer Jezus! 21 De genade van onze Heer Jezus zij met u allen. (NBV21)
We lezen vandaag het slot van de Bijbel. Er wordt gesproken over het wassen van kleren, alle vuil verwijderen en schoon en fris opnieuw beginnen. Dat is niet iets wat je moet uitstellen tot na je dood, zoals in sommige kringen wel eens wordt beweerd. De komst van het Koninkrijk is niet voor de doden bestemd maar voor de levenden, er staat in de Bijbel zelfs dat de God van Israël geen God van de doden is maar een God van de levenden. Dat wassen van kleren doet je denken aan het afschudden van het stof aan je voeten. Dat moesten de leerlingen doen als ze ergens kwamen waar het woord van Jezus werd verworpen. Gewoon doorgaan, armen zijn er altijd om goed voor te doen. Eigenlijk roept een boek als Openbaring ons op voortdurend om ons heen te kijken, die ellende die er in beschreven wordt die kennen we wel. Maar zien we mogelijkheden om ergens iets van die ellende te verminderen, kracht krijgen we er voor, we mogen nu al drinken van het water dat leven geeft. we mogen ons en onze kinderen laten dopen en gemeenschappen stichten waar geen onderscheid meer is tussen slaaf en vrije, tussen mannen en vrouwen, tussen oud en jong, tussen arm en rijk, tussen allochtoon en autochtoon. Elke dag opnieuw mogen we daaraan werken, alsof Jezus morgen zal komen en ons aantreft al bouwende aan zijn Koninkrijk.
Het gevaar van een boek als Openbaring is dat we het boek als troost gaan lezen. Ooit komt er een dat we allemaal gelukkig zijn, verlost van de ellende waar we elke dag mee te maken hebben. Een droom die ons op de been houdt en ons de ellende helpt te verdragen De gevangene van Patmos heeft in zijn ellende van dwangarbeid in de gloeiend hete zon op dat kleine eiland voor de kust van Griekenland als geen ander gezien waar die droom op zou moeten uitlopen. De oude droom van de rechtvaardige koning zou waar worden, de telg van David. Maar daar is dat boek van Johannes eigenlijk helemaal niet voor bedoeld. Het is geen boek van “stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw” Integendeel, het is een boek dat ons aan het werk zet. We moeten God aanbidden zegt de engel tegen Johannes, en als Christen weet hij dat God liefhebben boven alles hetzelfde is als je naaste liefhebben als jezelf. Dat wie goed doet nog meer goed gaat doen en wie heilig is nog heiliger zal worden komt dan ook niet als een verrassing.
Maar dat Lam, en die bewering dat het spoedig komt! Het Lam herinnert niet aan de zondebok, de bok waarop de priester jaarlijks zijn handen legde zodat de zonden van het volk op de bok werd overgebracht waarna de bok de woestijn werd ingestuurd. Het Lam herinnert aan het lam dat werd geslacht en geroosterd op de laatste avond van de slavernij in Egypte. Het bloed van het Lam was aan de deurposten gesmeerd zodat ook de eerstgeborenen van Israël in leven bleven, in tegenstelling tot die van Egypte, daar moesten ze sterven. Het volk moest de maaltijd staande eten want elk moment kon de bevrijding komen. En kennelijk moeten we er nog steeds op beducht zijn dat elk moment de vrede voor de wereld kan aanbreken. We vragen er om, we komen er voor in beweging, we proberen mensen er voor warm te laten lopen, elke dag weer. En elke dag als we bezig zijn met de voorbereiding op de komst van dat Koninkrijk, de hongerigen te voeden, de dorstigen te laven, de naakten te kleden, de gevangenen te bezoeken, de zieken te verzorgen, weten we dat de komst van dat Koninkrijk weer een stukje dichterbij gekomen is. We moeten nog een hele woestijn door maar het komt er aan, ook vandaag weer.