2 Koningen 19:29-37
29 Jou, Hizkia, geef Ik het volgende teken: Dit jaar zul je eten wat er na de oogst toevallig nog opkomt, volgend jaar wat er vanzelf groeit, maar het jaar daarna kun je zaaien en oogsten, wijngaarden planten en van de opbrengst eten. 30 De Judeeërs die ontkomen, zij die overblijven, zullen wortel schieten en vrucht dragen, 31 want wie het overleven en ontkomen, zullen zich vanuit Jeruzalem, vanaf de Sion verspreiden. De HEER van de hemelse machten zal dat in zijn vurige liefde tot stand brengen. 32 Daarom-dit zegt de HEER over de koning van Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en geen bestormingsdam tegen opwerpen. 33 Hij zal terugkeren over de weg waarlangs hij gekomen is en deze stad niet te na komen-spreekt de HEER. 34 Omwille van mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal Ik deze stad beschermen en haar bevrijden.’ 35 Diezelfde nacht trok een engel van de HEER ten strijde en doodde in het kamp van de Assyriërs honderdvijfentachtigduizend man. De volgende ochtend zag men niets dan lijken liggen. 36 Koning Sanherib van Assyrië brak het beleg op en keerde voorgoed terug naar Nineve. 37 Daar werd hij, terwijl hij neerknielde in de tempel van zijn god Nisroch, vermoord door Adrammelech en Sareser, die vervolgens naar Ararat wisten te ontkomen. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem op.(NBV21)
Voor sommige mensen is al dat bloedvergieten in de Bijbel niet te verteren. Maar tegen bloeddorstige machthebbers is er soms geen ander medicijn. Je zou natuurlijk wel willen dat de God van Israël het leger en de koning van Assyrië zo betoverd had dat ze het slechte van hun oorlogsavontuur hadden ingezien en hun wapens omgesmeed hadden tot ploegscharen die ze hadden uitgedeeld aan de overwonnen en leeggeplunderde volken waarna ze terugkeerden naar hun eigen land. Maar de God van Israël betovert niemand. Die sluit een verbond waaraan je je kunt houden of waaraan je je niet kunt houden. De God van Israël houdt zich in elk geval altijd aan zijn verbond. Het antwoord dat Jesaja namens de God van Israël had gegeven was duidelijk genoeg. Propaganda en grootspraak kunnen geen overwinningen brengen alleen de Wet van de God van Israël.
En met die Wet begint de profeet. Doe eens even of er geen belegering is lijkt hij te willen zeggen. Als dat zo is dan begint nu het aangename jaar van de God van Israël. Dat feest zou ook beginnen als die koning zou wegtrekken. Nu als je gelooft in de God van Israël dan geloof je gewoon dat het kwade verdwijnt door het goede te doen en niet dan het goede. In de Wet staat dat je eenmaal in de zeven jaar het land rust moet geven en moet eten en drinken van het land wat er toevallig opgroeit. Dat noemen we het aangename jaar van de God van Israël, het Sabbatsjaar, begin er maar mee zegt de profeet. Dan vervolgens moet je elke drie jaar afwisselend telen, het ene jaar dit en het volgend jaar dat en dan het land een jaar rust geven. Ook dat gaan we gewoon doen, het goede voor het land. Dat het land uitgeplunderd wordt door een legermacht als die van Assyrië dat deert ons dus eigenlijk niet als we gewoon de Wet van de God van Israël volgen. Dat we moeten eten van het land wat er toevallig nog wil groeien dat wisten we al lang.
Dan wordt in het verhaal het duistere van de oorlogsvoering duidelijk gemaakt. Voor ons is dit misschien nog wel meer herkenbaar als voor de mensen die het verhaal voor het eerst gelezen hebben. Toen waren er nog soldaten die man tegen man vochten, strijdwagens die je kon zien aankomen, boogschutters waartegen je je kon beschermen. Voor ons is oorlog een anonieme slachtpartij geworden. Bermbommen worden in de nacht begraven, onbemande bommenwerpers, drones, van veilige afstand op de vijand afgestuurd. Een Engel van de God van Israël is een boodschapper en boodschappers zullen er in Juda geweest zijn. Boodschappers die in het holst van de nacht een legerkamp binnenslopen om een leger dat zichzelf onoverwinnelijk achtte te doden. Ze gingen dus dood zoals legers altijd dood gaan. Dat was genoeg voor de Assyriërs om terug te gaan naar hun eigen land, naar hun eigen afgoden. En zoals het hoort werd de tiran in zijn eigen Tempel vermoord, moesten de moordenaars vluchten en kwam er een opvolger. Wat rest er voor ons om te doen? Het volgen van de Wet van de God van Israël, onze naaste liefhebben als onszelf en ons niet meer druk maken over de hebberts en de graaiers,, over de mensen die je geld beloven uit het zorgbudget van je grootmoeder, groente en aardappelen groeien evengoed wel. Elke dag mogen we er van delen, ook vandaag weer.