Leen mij uw oor.

2 Koningen 19:14-28

14 Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open voor Hem neer. 15 En hij bad tot de HEER: ‘HEER, God van Israël, U die op de cherubs troont, U alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, U hebt de hemel en de aarde gemaakt. 16 Leen mij uw oor, HEER, en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke woorden Sanherib de levende God hoont. 17 Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben andere volken en hun landen verwoest 18 en hun goden aan het vuur prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout en steen, die ze vernietigd hebben. 19 Ik vraag U, HEER, onze God: red ons uit zijn handen, opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat U, HEER, de enige God bent.’ 20 Jesaja, de zoon van Amos, liet Hizkia weten: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik heb je gebed over koning Sanherib van Assyrië gehoord, 21 en dit is wat Ik, de HEER, over hem zeg: Vrouwe Sion minacht je, ze lacht je uit, meewarig schudt Jeruzalem haar hoofd. 22 Weet wie je hebt beledigd en bespot, wie je hebt uitgejouwd, uitdagend aangekeken: het was de Heilige van Israël! 23 Bij monde van je boden heb je de Heer gehoond. Je zei: “Mijn strijdwagens brachten mij tot op de hoogste bergen, tot in de verste hoeken van de Libanon. Zijn hoogste ceders velde ik, zijn mooiste cipressen. Ik drong door tot in zijn verste schuilhoek, tot in zijn diepste woud.
24 Ik heb gegraven en vreemd water gedronken, de stromen van Egypte met mijn voeten drooggelegd.” 25 Heb je niet gehoord dat Ik dit lang tevoren heb beschikt? In een ver verleden nam Ik het me voor, nu is de tijd gekomen dat Ik het volbreng. Onneembare steden worden in puin gelegd, 26 hun inwoners staan machteloos, ze zijn verbijsterd en beschaamd. Als jonge scheuten op de akker zijn ze, als pril groen, tere sprietjes op het dak: verschroeid nog voor ze opgekomen zijn. 27 Maar Ik ken je, Ik ben op de hoogte van je doen en laten, Ik weet heel goed hoe je tekeergaat tegen Mij; 28 Ik zie je zelfgenoegzaamheid, je razernij is tot mijn oren doorgedrongen. Ik sla mijn haak door je neus en leg mijn bit in je mond en voer je terug over de weg waarlangs je gekomen bent. (NBV21)

Wat moet je nu met grootspraak en propaganda? Eigenlijk kun je er maar weinig mee. In het verhaal van vandaag lezen we dat Koning Hizkia met de brief van Koning Sanherib van Assyrië naar de Tempel in Jeruzalem gaat. Koning Hizkia had besloten dat de godsdienst van de God van Israël de enige godsdienst zou moeten zijn en dus moet in de duistere tijden van de belegering van Jeruzalem door Assyrië ook die godsdienst maar uitkomst geven. Vrome Christenen zeggen ook altijd dat je je problemen aan de voeten van God moet neerleggen zoals Hizkia in dit gedeelte doet. Maar God antwoord niet. Er klinkt geen stem van God in het hart van Hizkia. Het is opnieuw de profeet Jesaja die in de naam van God antwoord. Hij had Hizkia al eerder gewezen op de Wet die de God van Israël had gegeven en het verbond dat met het volk was gesloten. Dat je net als in de godsdiensten van de afgoden je bedreigingen neerlegt bij de God van Israël dat helpt niet. Je zult zijn Wet moeten volgen zoals later in het verhaal zal blijken, een profeet kan je daarbij helpen.

Allereerst laat Jesaja zien wat je nu aan moet met al die propaganda van de koning van Assyrië. Die had laten zien dat hij allerlei landjes had weten te veroveren. Landjes waarvan Koningen gedacht hadden dat ze wel beschermd zouden worden door de goden van die landjes. Ze hadden zelfs hun kinderen in het vuur geofferd om hun land te beschermen. Dat had ook de vader van Hizkia nog gedaan om maar in het gevlei te komen bij de koning van Assyrië. Het had hem gevoerd tot de status van vazal waarbij hij al het goud, zilver en brons uit paleis en Tempel had moeten halen om die koning van Assyrië maar tevreden te stellen. Jesaja laat zien dat die propaganda makkelijk te bestrijden is. Als je nu gewoon alle rampen die anderen zijn overkomen op je eigen rekening zet dan lijkt het veel meer dan het misschien is. Het is hier de God van Israël die de bomen in de Libanon heeft geveld, die de zijrivieren van de Nijl in Egypte heeft drooggelegd. Kom daar maar eens tegenop.

Propaganda is dus altijd te weerleggen. Tegen gesnoef is op te komen door nog meer te snoeven en leugens kunnen worden ontmaskerd. Natuurlijk geven socialisten te veel belasting uit zeggen de rijken bij ons. Zij moeten immers leren delen van wat ze hebben om de welvaart van de hele wereld op een hoger peil te brengen en bij ons de crisis te kunnen bestrijden? Propaganda zegt dat de leider van de grootste socialistische partij zelf in weelde leeft, voor hem een reden te meer te pleiten voor een eerlijker verdeling. Propaganda zegt dat al die grootverdieners en superrijken de belastingen ontduiken en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ontlopen. Ook dat is niet echt helemaal waar. Daar waar slappe regeringen de rijken beschermen stijgen de kansen om belasting te ontwijken, maar daar waar eerlijk delen en eerlijk handelen met waardering door een samenleving wordt beloond daalt de ontwijking van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De liefde voor de minsten roept nog altijd de meeste waardering op. We zullen dat ook in het verhaal van Hizkia nog tegenkomen. We kunnen het in elk geval elke dag in de praktijk brengen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie