2 Koningen 19:1-13
1 Zodra koning Hizkia de boodschap hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok een rouwkleed aan en begaf zich naar de tempel van de HEER. 2 Hofmeester Eljakim, hofschrijver Sebna en de oudsten van de priesters stuurde hij gehuld in rouwkleren naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos. 3 Ze zeiden hem: ‘Dit zegt Hizkia: “Deze dag is er een van angst, straf en vernedering: het is als bij een geboorte waarbij de baarmoeder ontsloten is maar de kracht om te baren ontbreekt. 4 Maar misschien slaat de HEER, uw God, acht op wat de rabsake gezegd heeft, die door zijn heer, de koning van Assyrië, hierheen is gestuurd om de levende God te honen, en misschien zal Hij die belediging vergelden. Bid daarom voor degenen van ons volk die nog over zijn.”’ 5 Zo kwamen de hovelingen van koning Hizkia bij Jesaja, 6 en Jesaja antwoordde hun: ‘Zeg tegen uw koning: “Dit zegt de HEER: Laat je niet ontmoedigen door de woorden waarmee de knechten van de koning van Assyrië Mij hebben bespot. 7 Ik zal hem een geest sturen en hem een gerucht laten influisteren waardoor hij naar zijn eigen land terugkeert, en daar zal Ik hem een gewelddadige dood laten sterven.”’ 8 Inmiddels had de rabsake zich weer bij zijn koning gevoegd, die, zoals hij had vernomen, zijn kamp bij Lachis had opgebroken en nu de aanval had geopend op Libna. 9 Maar toen Sanherib het gerucht opving dat koning Tirhaka van Nubië was uitgetrokken om de strijd met hem aan te binden, zond hij opnieuw gezanten naar Hizkia, met de opdracht: 10 ‘Zeg tegen koning Hizkia van Juda: “Laat u niet misleiden door de HEER, uw God, in wie u uw vertrouwen hebt gesteld omdat Hij u heeft toegezegd dat Jeruzalem niet in handen zal vallen van de koning van Assyrië. 11 U hebt toch zelf gehoord hoe de koningen van Assyrië alle landen vernietigd hebben. Zou u dan gered worden? 12 Gozan, Charan, Resef en de inwoners van Eden in Telassar, die door mijn voorouders werden uitgeroeid, zijn toch ook niet door hun goden gered? 13 En wat is er geworden van de koningen van Hamat en Arpad, en van de koningen van de stad Sefarwaïm en van Hena en Iwwa?”’ (NBV21)
Vandaag worden we door de Bijbel verder ingewijd in de geheimen van een propaganda oorlog. De Koning van Assyrië, Sanherib, had bij monde van zijn hoogste legerleiding iedereen laten weten dat hij veel en veel sterker was dan al die kleine volkjes die rondom Juda lagen en dus ook veel sterker was dan hun goden. Waar haalde Juda het rare idee vandaan dat zij wel opgewassen zouden kunnen zijn tegen de macht van Assyrië. Toch niet van een zwakke bondgenoot als Egypte, als ze daar op zouden vertrouwen en zeker niet als ze zouden vertrouwen op de God van Israël want waarom zou die nu sterker zijn dan de godjes van de landjes die om Juda heen lagen. Een boodschap die luid en duidelijk bij de inwoners van Jeruzalem de hoofdstad van Juda was binnengekomen, ook al had de leiding van het land gesmeekt het niet al te hard te roepen en liefst nog in een andere, onverstaanbare, taal.
Er zat natuurlijk wel wat in wat de Koning van Assyrië had laten weten bij monde van zijn hoogste legerleiders. Koning Hizkia zag zich en zijn land al verslagen en dat stemt niet vrolijk. Hij trok daarom zijn rouwkleren aan. Dit was een serieuze aanslag op zijn land, zijn stad, de Tempel van de God van Israël en vooral op zijn mensen. In dit verhaal komen namelijk ook de gewone mensen voor. Als toehoorders, als schapen die stil en gedwee moeten ondergaan wat de machthebbers voor hen in petto hebben, maar toch, tot nu toe waren ze in het verhaal uit 2 Koningen wat we gelezen hebben volstrekt afwezig. Hizkia besluit op de ingeslagen weg voort te gaan. Hij had besloten alle afgoden het land uit te bannen en te gaan vertrouwen op de God van Israël. Hij had geluisterd naar de profeet Jesaja en nu wordt het tijd dat Jesaja in beraad gaat met die God en zorgt voor de hulp die het volk zo duidelijk nodig heeft.
En die hulp is er. Niet direct met bliksem en donder zoals je zou kunnen verwachten. Ook niet met toverkracht voor de soldaten van Juda. Maar met het wapen dat in elke propagandaoorlog een zekere werking heeft: het gerucht. Het gerucht dat een andere machtige staat zou optrekken naar Assyrië. De soldaten die voor Jeruzalem lagen waren dus nodig om Assyrië te beschermen. Het antwoord is duidelijk. Niet langer de hoogste legerleiding die Koning Hizkia aanspreekt maar een gezantschap, met een briefje waarin de boodschap nog eens wordt herhaald. Ook in onze dagen spelen geruchten een grote rol. Via de sociale media vinden ze een snelle verspreiding en een gewillig oor. We worden er steeds voor gewaarschuwd de verhalen over het verloop van de oorlog in Oekraïne te serieus te nemen. Het verhaal van Hizkia en Jesaja waarschuwt ons daarom voor propaganda en voor geruchten. Elders in de Bijbel staat dat we niet moeten vertrouwen op wie roept dat de God van Israël Heer is maar dat we moeten vertrouwen op wie doet wat die God heeft gevraagd: zorgen voor de zwaksten en de minsten. Dat is ook vandaag, dat is ook in propagandaoorlogen, nog steeds de beste raad. Zorgen voor de minsten mogen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.