Het volk op de muur luistert mee.

2 Koningen 18:26-37

26 Eljakim, Sebna en Joach zeiden tegen de rabsake: ‘Spreek alstublieft Aramees met ons, heer; wij verstaan dat. Spreek toch geen Judees met ons, het volk op de muur luistert mee.’ 27 Maar de rabsake antwoordde: ‘Dacht u dat mijn heer mij gestuurd heeft om het woord uitsluitend tot uw heer en u te richten? Onze woorden zijn net zo goed bestemd voor de mensen daar op de muur, die binnenkort net als u hun eigen drek zullen eten en hun eigen pis zullen drinken.’ 28 En hij rechtte zijn schouders, verhief zijn stem en zei, in het Judees: ‘Luister naar wat de grote koning, de koning van Assyrië, u te zeggen heeft! 29 Dit zegt de koning: “Laat u niet door Hizkia misleiden, hij is niet in staat u uit mijn greep te redden. 30 Laat u niet door hem overhalen uw vertrouwen te stellen in de HEER. Als hij beweert: ‘De HEER zal ons vast en zeker redden en deze stad zal niet in handen vallen van de koning van Assyrië,’ 31 luister dan niet naar hem. Want dit zegt de koning van Assyrië: ‘Geef u over en stel u onder mijn hoede, dan kan ieder van u van zijn wijnstok en zijn vijgenboom eten en het water uit zijn eigen put drinken, 32 tot ik kom en u meevoer naar een land dat niet onderdoet voor dat van u: een land van graan en wijn, van brood en wijngaarden, van olierijke olijfbomen en honing. U zult in leven blijven en hoeft niet te sterven. Luister toch niet naar Hizkia, die u valse hoop geeft met zijn bewering dat de HEER u zal redden. 33 Hebben de goden van andere volken hun land soms gered uit de handen van de koning van Assyrië? 34 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad gebleven, waar waren de goden van Sefarwaïm, Hena en Iwwa? Hebben die Samaria soms uit mijn handen gered? 35 Als geen enkele god in staat is gebleken zijn land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER Jeruzalem kunnen redden?’”’ 36 Maar het volk zweeg en antwoordde met geen woord, want zo had de koning het bevolen. 37 Hofmeester Eljakim, de zoon van Chilkia, hofschrijver Sebna en kanselier Joach, de zoon van Asaf, gingen met gescheurde kleren naar Hizkia om hem de woorden van de rabsake over te brengen. (NBV21)

Vandaag leren we allereerst waarom onderhandelingen tussen naties achter gesloten deuren worden gevoerd. We zien dat over de hele wereld gebeuren. Keurige mannen in strak gesneden pakken, nette mevrouwen in broekpakken of mantelpakjes die glimlachend naar de onderhandelingstafel gaan en nog even gefotografeerd worden als ze samen zitten. Maar dan gaan de deuren dicht en mag het gewone volk raden wat er achter de gesloten deuren gebeurd en afwachten wat het resultaat wordt. Heel af en toe komt er iemand naar buiten die komt dan vertellen hoe dapper die wel niet is en hoe ferm hij of zij zich opstelt in de onderhandelingen. Ook stiekum komt er informatie naar buiten, dat heet lekken en gaat er heel vaak over wie zo stijfhoofdig is om populaire uitkomsten van de onderhandelingen tegen te houden. Dat is om de druk op te voeren heet dat dan.

In het gedeelte dat we vandaag uit de Bijbel lezen horen we waarom er zo wordt omgesprongen met de belangen van de mensen waarover wordt onderhandeld. De hoogste legerleiding van Assyrië onderhandelt met de hoogste paleisvertegenwoordigers van Juda, alleen de koning van Assyrië en de koning van Juda zijn er niet zelf bij. Ze praten Judees. Opmerkelijk is natuurlijk de vraag om Aramees te praten. Dat was de eigen taal van de Assyriërs maar zou den duur de algemene rijkstaal worden van het rijk van Meden en Perzen. Zelfs in de Romeinse tijd spraken de mensen in Israël en omgeving nog Aramees. In het Nieuwe Testament hoor je Jezus van Nazareth regelmatig de taal van de gewone mensen spreken, Aramees. De deftige taal was toen het Grieks geworden, de taal waarin ook het Nieuwe Testament was geschreven. In de dagen van Koning Hizkia was dus de deftige taal het Aramees, de taal waarin een deel van het boek Daniël is geschreven.

Maar de legerleiding van Assyrië blijft Judees praten zodat alle mensen op de muren van Jeruzalem kunnen horen wat de Koning van Assyrië heeft aan te bieden. Allereerst macht, die koning is zo machtig dat geen bondgenootschap maar ook geen enkele god de macht van die koning heeft kunnen weerstaan. En die koning is zo machtig dat hij voor het volk van Juda een geweldig vruchtbaar en rijk land in de aanbieding kan doen. En als de God van Israël net zo zwak, of sterk, is als al die andere goden dan is het aanbod van de Koning van Assyrië toch wel een heel aantrekkelijk aanbod lijkt het. De propaganda druipt er af en propaganda kennen we onder meer uit de Tweede Wereldoorlog. Toen waren er mensen die dachten dat de Duitsers wel zo machtig waren dat ze niet te verslaan zouden zijn, je moest het maar op een akkoordje gooien. In het gedeelte dat we vandaag lezen zwijgt het volk, zoals opgedragen, maar het wacht af. Voor ons is het zaak te leren door de propaganda heen te kijken. Wie ons wil hebben onder dreiging van geweld kan nooit iets goeds te bieden hebben moeten we maar bedenken. En dan blijkt het zorgen voor de minsten in de samenleving een heel erg sterk wapen te zijn, zeker als je zelfs je vijanden weet lief te hebben. Wij kunnen er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie