Romeinen 9:1-5
1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg: 2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld. 3 Bijna zou ik bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn, omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel. 4 Dat zijn de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie Hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken. 5 Het is het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen-Hij die God is, boven alles verheven, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.(NBV21)
Binnen het Christendom zijn er altijd weer mensen die de Joodse bron van het Christendom vergeten, klein maken of zelfs ontkennen. De Evangelist Johannes en de apostel Paulus zijn daar schuldig aan. Maar zoals Oud Gereformeerden en Remonstranten beide het Christendom vertegenwoordigen zijn ook de Evangelist Johannes en de apostel Paulus voluit vertegenwoordigers van het Jodendom. Johannes schenkt veel aandacht aan de verschillen die waren opgetreden tussen Jezus en de stroming van de Farizeeën. Die stroming was er een van de vele, we kennen ook de Sadduceeën en Jezus was behoorlijk verwant aan de Farizeeën. Het was de opvatting over de wet die hen scheidde. Voor Jezus is de wet er voor de mensen en door de mensen te vervullen, voor de Farizeeën is de wet er voor zichtzelf en moeten mensen zich daarnaar modelleren. Paulus is zich in de loop van de tijd steeds meer af gaan zetten tegen zijn landgenoten en de Judeeërs zijn zich steeds meer gaan afzetten tegen Paulus.
Paulus werd door Judeeërs als een oproerkraaier gezien, een sektariër die hun veilige bestaan in het Romeinse Rijk in gevaar bracht. De Judeeërs hadden zich daar een plaats verworven naast andere godsdiensten. Ze werden soms nog wel als atheïsten gezien omdat ze geen beeld van hun God hadden en de andere goden niet wilden aanbidden, maar omdat ze hun eigen gebedsruimtes hadden, regelmatig daar samenkwamen en konden bidden waren ze een religie, zij het van een rare soort. Die Paulus fietste daar maar doorheen. Die wilde dat die Judese gemeenschappen zich gingen bemoeien met de Heidense wereld er om heen. Ook die Heidenen moesten mee gaan doen met de leer van Mozes, in de zin van heb-Uw-naaste-lief-als-Uzelf. Dat was volgens die Paulus het hart van de leer van Mozes en alle andere wetten en voorschriften konden ze vergeten. Die golden misschien voor de Judeeërs maar niet voor de Heidenen. Rome was bij uitstek de hoofdstad van het Heidendom. Zelfs de Keizers werden daar als goden vereerd.
De onderlinge discussies tussen Joden en Christenen raakten de maatschappelijke positie van de Joden meer naar mate er meer Heidenen mee gingen doen met het Christelijk geloof. In zijn brief aan de Christelijke gemeente in Rome, de brief aan de Romeinen moest Paulus dus wel de Joodse oorsprong van het Christendom benadrukken. Ook Christenen, Heidens of Joods, moesten de bijzondere maatschappelijke positie van Joden verdedigen. Ook Christenen hadden immers geen beeld van hun God, van de God van Israël die zij als enige God erkenden. De maatschappelijke invloed van Christenen, die tot slaven gemaakten en slavenhouders als broeders en zusters als gelijken beschouwden mocht geen Jodenvervolging tot gevolg hebben. En in Rome dreigde dat wel. Van buiten af waren Joden en Christenen gelijk. Beiden gaven Heidenen de gelegenheid zich bij hen aan te sluiten. De revolutionaire opvattingen van de Christenen hadden hun bron in het Jodendom, het heb uw naaste lief als uzelf komt daar vandaan. Ook in onze dagen mogen we dat steeds beseffen. Wie Joden veroordeelt of veracht veroordeelt en veracht ook Christenen.