Nehemia 9:29-37
29 U waarschuwde hen, om hen terug te brengen naar uw wet, maar zij misdroegen zich, ze luisterden niet naar uw geboden en ze overtraden uw rechtsregels-terwijl ieder die ze nakomt, leven zal! Ze verzetten zich met hand en tand en hardnekkig weigerden ze te luisteren. 30 U had vele jaren geduld met hen, U waarschuwde hen door uw geest, bij monde van uw profeten, maar zij luisterden niet, en daarom leverde U hen uit aan de volken om hen heen. 31 Maar in uw grote liefde hebt U hen niet voor altijd vernietigd. U hebt hen niet verlaten, want U bent een genadige en liefdevolle God. 32 En nu, o God, grote, sterke en ontzagwekkende God, U die zich trouw houdt aan het verbond, wees niet onverschillig voor de rampspoed die ons getroffen heeft, ons en onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze profeten, onze voorouders en heel uw volk, vanaf de tijd van de Assyrische koningen tot op de dag van vandaag. 33 U handelde rechtvaardig bij alles wat ons overkomen is, U bent betrouwbaar en wij zijn het die verkeerd handelden. 34 Onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze voorouders hielden zich niet aan uw wet. Ze sloegen geen acht op de geboden en voorschriften die U hun gegeven hebt. 35 Zij hadden hun eigen koninkrijk-in uw grote goedheid door U aan hen gegeven-,maar in dat ruime en vruchtbare land, het land dat U hun had gegeven, hebben ze U niet gediend. Hun wangedrag hebben ze niet opgegeven. 36 Kijk naar ons: nu zijn wij slaven! In het land dat U onze voorouders hebt gegeven om er te eten van de vruchten en van al het goede dat het opbrengt, in dat land zijn wij slaven. 37 Omdat wij gezondigd hebben, valt alle rijke oogst toe aan de koningen die U over ons hebt aangesteld, die over ons lichaam regeren en die met ons vee doen wat ze willen. Wij leven in grote ellende.” (NBV21)
De ballingschap van het volk Israël heeft diep ingegrepen in het leven van de mensen die het hebben meegemaakt. Ze waren afgesneden van het centrum van hun religie en cultuur. Ze waren omringt door wereldwonderen, de hangende tuinen van Babylon, en prachtige tempels met gouden beelden en rijk geklede priesters. De voorspoed van de bezetters was een voortdurende verlokking geweest om zich aan te passen aan de heersende cultuur en de heersende godsdienst. Maar ze hadden volgehouden. Ze hadden onder elkaar de verhalen verteld die ze thuis hadden gehoord. De verhalen over die bijzondere God van Israël die meegetrokken was met Abraham, die met Jozef en de zonen van Jacob meegegaan was naar Egypte, die zich bekend had gemaakt aan Mozes en het volk bevrijdt had uit Egypte. Ze hadden de verhalen en de liederen opgeschreven en bij elkaar gevoegd. Ze hadden zelf nieuwe liederen gemaakt, zoals Psalm 137 dat het verdriet van de ballingschap bezong.
En toen boodschappers kwamen vertellen over de verwoeste stad van de vrede hadden ze de moed gehad de koning te vragen om terug te mogen keren om hun geliefde stad weer op te bouwen zodat ze hun godsdienst weer konden beleven. Daar pas zouden ze zich realiseren dat de Tora die het hart van hun godsdienst was niet aan een plaats of een stad gebonden was maar dat de God van die Wet ook in ballingschap met hun meegegaan was. Daarom konden ze nu vragen of God die rampspoed nu een einde kon laten nemen. Veel later zou een volgeling van Jezus van Nazareth, Paulus van Tarzus, de gelovigen vergelijken met goud dat door het vuur was heengegaan. Als goud gesmolten is kan alle vuil dat er in gemengd zat er vanaf geschept worden en houd je gelouterd goud, zuiver goud over. Zo zijn gelovigen door het lijden gelouterd. Zo was het volk Israël in de dagen van Nehemia zich er van bewust geworden dat het loslaten van de richtlijn van eerlijk delen, het loslaten van de Tora, altijd op rampspoed zal uitlopen.
Samen leven met vreemdelingen in je eigen land betekent niet dat je hen moet volgen in hun godsdienst en cultuur. Nee, samen leven met vreemdelingen betekent dat je hen moet uitnodigen om met jou maaltijd te houden, dat zij zich houden aan jouw rustdag, dat je hen de grondhouding van heb je naaste lief als jezelf mag voorhouden en voorleven. Samen leven met de vreemdelingen in je eigen land betekent hier dat ook zij zich houden aan die zelfde grondhouding, dat in moskeeën wordt gepleit voor tolerantie en tegen haat en discriminatie. Daarom begon dit gebed met een onderscheid te maken tussen Israël en de Heidenen, daarom weten Ezra en Nehemia dat zij niet beter zijn dan anderen, maar dat de Tora voor iedereen het leven zal betekenen. Dan pas kan de rampspoed over een land worden afgewend. Ook vandaag voor ons nog een les om te leren. De teruggekeerde ballingen beseffen overigens dat het Verbond dat ooit was gesloten door hun voorouders was verbroken, ze sloten dus een nieuw verbond. Ook wij zullen telkens opnieuw met die richtlijnen van liefde moeten beginnen.