Nehemia 9:18-28
18 Ze tergden U door een beeld te maken in de vorm van een stierkalf en te zeggen: ‘Dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ 19 Maar liefdevol als U bent, hebt U hen zelfs toen, daar in de woestijn, niet verlaten. Boven hen stond steeds de wolkkolom om hun bij dag de weg te wijzen, en ’s nachts was er de vuurzuil die de weg verlichtte waarlangs ze moesten gaan. 20 U gaf hun uw goede geest, en zo verkregen ze inzicht; U stilde hun honger met manna, U leste hun dorst met water. 21 Veertig jaar lang hebt U hen onderhouden, in de woestijn ontbrak het hun aan niets, hun kleding raakte niet versleten en hun voeten zwollen niet op. 22 U gaf hun koninkrijken en volken; hun gebieden wees U hun als grensstreek toe. Ze namen het land van Sichon in bezit, het land van de koning van Chesbon en dat van Og, de koning van Basan. 23 Hun kinderen maakte U zo talrijk als de sterren aan de hemel, en U bracht hen naar het land waarvan U hun voorouders had gezegd dat ze het in bezit moesten nemen. 24 Hun kinderen kwamen inderdaad om het land in bezit te nemen. Voor hun ogen dwong U de Kanaänieten, de inwoners van het land, op de knieën, en U leverde de koningen en de volken die er woonden aan hen uit, zodat ze met hen konden doen wat ze wilden. 25 Ze namen versterkte steden in en veroverden vruchtbare grond, ze namen huizen in bezit, vol met de mooiste goederen, en ook uitgehouwen putten, wijngaarden, olijfbomen en fruitbomen. Ze hadden volop te eten en werden vadsig, ze baadden in weelde door uw grote goedheid. 26 Toen kwamen ze tegen U in opstand; ze rebelleerden en traden uw wetten met voeten. Ze vermoordden uw profeten, dezelfde profeten die hen naar U wilden terugbrengen en hen daarom hadden gewaarschuwd, en ze lasterden U. 27 Daarom leverde U hen uit aan hun onderdrukkers. Wanneer ze werden onderdrukt riepen ze U aan, en U, vanuit de hemel, verhoorde hen. In uw grote liefde stuurde U bevrijders naar hen toe, en telkens weer redden die hen uit de greep van hun onderdrukkers. 28 Maar zodra ze weer rust hadden deden ze weer wat slecht is in uw ogen. Dan leverde U hen aan hun vijanden uit, die hen vervolgens weer overheersten, en dan riepen zij U opnieuw aan, en vanuit de hemel verhoorde U hen weer. Liefdevol als U bent, redde U hen vele malen. (NBV21)
Altijd weer willen mensen de goden van goud en beloften nalopen in plaats van te delen van wat hen toegevallen is met hen die niets hebben. Nehemia herinnert het volk aan haar geschiedenis. Het maken van het gouden kalf in de woestijn liep uit op een drama. Maar het vervullen van de Tora, de wet van eerlijk delen, bracht zelfs in de Woestijn voorspoed. Dat je kunt vertrouwen op het beetje eten dat er voor één dag is lijkt achteraf een wonder. Een heel volk had het er veertig jaar mee gedaan in de woestijn zo wordt er verteld. Toen kregen ze het land overvloeiende van melk en honing. Er volgde zelfs een tijd zonder koning, zonder regering, zonder belastingen. Iedere keer als vijanden probeerden dat wondere volk te onderdrukken stond er een rechter op die het volk naar bevrijding wist te leiden. Maar die gouden goden, die mooi gevormde tempels, die vreemde priesters die mooi konden zingen en geheimzinnige bronnen hadden voor fraai klinkende voorspellingen hadden een grotere aantrekkingskracht dan een Wet die alleen vertelde dat je je naaste lief moest hebben als jezelf en Profeten die achter de koeien vandaan kwamen.
De uiterlijke schijn van religie was en is altijd aantrekkelijker geweest dan de eenvoudige inhoud van de boodschap van de God van Israël. Daardoor ging het land verloren voor de Judeeërs, daardoor raakte het volk in ballingschap. Pas door zich het vervullen van de Tora, weer te herinneren konden ze de moed vinden om de muren van de stad van de vrede weer te herbouwen. Ook vandaag de dag lijkt de uiterlijke schijn belangrijker dan de inhoud van het leven. Daardoor raken jongeren steeds eerder verslaafd aan alcohol. Daarom laten jonge meisjes zich verminken door op geld beluste plastisch chirurgen. Daarom zijn jonge mensen opgebrand door het najagen van lege carrières, waarna ze worden afgedankt. De goden van goud en beloften, zoals ze ooit door Huub Oosterhuis werden genoemd, hebben hun aantrekkingskracht nog nooit verloren. Waarom moeten mensen zo nodig een huis kopen dat ze niet kunnen betalen? Waarom is de samenleving zo ingericht dat er ook bij ons voor mensen met lage inkomens geen betaalbare woningen worden gebouwd?
Maar zo dat ook de armen moeten wachten tot de banken weer geld kunnen uitlenen aan de vermogenden zodat de woningbouw voor de rijken op gang kan komen en de armen kunnen wonen in de afdankertjes. Dat najagen van uiterlijke schijn bracht ook de hele financiële wereld aan het wankelen. Het doel rijk worden en de rijken nog rijker maken, heiligde de middelen van slechte hypotheken en onbegrepen derivaten. De goden van goud en belofte komen hun beloften van welvaart en aanzien voor duizenden op de wereld nog nooit na. Ondertussen gaat de verdienste van hardwerkende mensen naar oorlogstuig dat niet alleen de eigen soldaten van het leven beroofd maar duizenden in het ongeluk stort. Voedsel voor armen wordt nu omgezet in benzine voor rijken. In plaats van de honger uit te bannen handhaven we het systeem van verspilling. We mogen nog steeds de samenleving anders inrichten. Samen, delen, met de minsten eerst, maar het wordt tijd dat we er ook echt aan beginnen.