Nehemia 7:1-7a(-60)
1 Toen de muur was opgebouwd liet ik de deuren in de poorten plaatsen. Er werden poortwachters aangesteld en de tempelzangers en de Levieten kregen hun taken toegewezen. 2 De verdediging van Jeruzalem droeg ik op aan mijn broer Chanani, en ook aan Chananja, de commandant van de burcht, want weinigen waren zo betrouwbaar en zo vroom als hij. 3 Ik zei tegen hen: ‘Op het heetst van de dag mogen de poorten van Jeruzalem niet opengedaan worden, en voordat hun dienst is afgelopen moeten de poortwachters de deuren sluiten. Vergrendel ze dan, en laat iedere inwoner van Jeruzalem wachtlopen, op zijn post of bij zijn eigen huis.’ 4 De stad was weliswaar zeer uitgestrekt, maar er waren weinig inwoners en ook waren er nog nauwelijks huizen herbouwd. 5 Mijn God gaf mij in om de vooraanstaande burgers, het stadsbestuur en het volk bijeen te roepen om in de registers te worden ingeschreven, en toen ontdekte ik het register van hen die destijds uit Babel waren weggetrokken. Het volgende was daarin opgetekend: 6 ‘Dit zijn de inwoners van de provincie Juda die zijn teruggekeerd uit de ballingschap in Babylonië, waarheen zij eerder waren weggevoerd door koning Nebukadnessar. 7a Zij zijn teruggekeerd met Zerubbabel, Jesua, Nechemja, Azarja, Raämja, Nachamani, Mordechai, Bilsan, Misperet, Bigwai, Nechum en Baäna, en vestigden zich in Jeruzalem en Juda, in hun eigen steden. (NBV21)
Al het verzet van de autoriteiten in Kanaän tegen de herbouw van de stad en de Tempel maakte Nehemia extra voorzichtig. Het oorspronkelijke bevel tot herbouw kwam van de koning die al enige tijd dood was de opdracht was nog eens bevestigd door de huidige koning maar die woonde ver weg. De herbouw van de stad had al eens stil gelegen toen er soldaten op af waren gestuurd. De veiligheidsmaatregelen waren ook nodig omdat er nog maar weinig inwoners waren en eigenlijk waren er ook nog maar weinig huizen herbouwd. De bouw van de Tempel en de stadsmuur met de poorten had absolute voorrang gehad. De ballingen die al vast met bouwen van mooie huizen waren begonnen hadden daar mee op moeten houden. Veiligheid is een absolute voorwaarde om tot wederopbouw te komen. De mensen in Oekraïne, weten er alles van. Als wat vandaag werd opgebouwd morgen kan worden afgebroken komt er van herstel van de samenleving weinig terecht. In het verhaal van vandaag zullen veel lezers bij vers 7 langzaam afhaken.
Wat moet je met al die namen en aantallen die daar achter staan. Het is zelfs bijna een herhaling van de lijst die ook in Ezra 4 voorkomt. Maar voor de Joden is een geslachtsregister een belangrijke zaak. Steeds grijpt zo’n lijst met namen terug op het boek Jozua waar beschreven staat onder welke families het land Israël was verdeeld en wie welk stuk land toeviel. Elke vijftig jaar was er een zogenaamd jubeljaar waar iedere familie weer opnieuw met dat stuk land zou kunnen beginnen. Dat jubeljaar was nooit echt gehouden maar profeten hadden er door de geschiedenis heen op teruggegrepen en het had de ballingen in Babel de hoop gegeven dat ooit terugkeer naar een land waar hen recht zou worden gedaan mogelijk zou worden. Nehemia maakt zo’n nieuw begin. En dan blijken die geslachtsregisters wel degelijk van belang. Voor ons herkennen we wellicht de naam Asaf die in vers 44 wordt genoemd.
In het boek van de Psalmen komt de naam al voor en kennelijk had het geslacht van Asaf een eigen zangbundel waaruit een aantal psalmen in het Boek van de Psalmen terecht zijn gekomen. Het waren de tempelzangers die de diensten van de levieten en de priesters een bijzondere rituele kleur gaven. De Bijbel spreekt niet veel over de manier waarop de diensten bij de Tempel plaatsvonden. De offers waren bestemd voor de maaltijden van de tempeldienaren. De Israëlieten moesten tenminste een aantal keer per jaar zorgen voor een maaltijd met de Levieten, de armen en de vreemdelingen. Maar de overlevering van de Tempel van Salomo kende kennelijk ook de slaven van Salomo, hun afstammelingen krijgen hier een eigen plaats in de Tempel. Zo was er een begin gemaakt met een nieuwe samenleving. Iedereen hoorde er bij en voor iedereen was er een eigen plaats. Dat maakt die uitgebreide lijst ook duidelijk. En daarmee volgt ook de vraag hoe dat eigenlijk bij ons zit.