Nehemia 3:22-32
22 Daarnaast werkten de priesters uit de nabije omgeving, 23 en verderop herstelden Benjamin en Chassub het gedeelte tegenover hun huis, en daar weer naast herstelde Azarja, de zoon van Maäseja, de zoon van Ananja, het gedeelte naast zijn huis. 24 Binnuï, de zoon van Chenadad, herstelde nog een deel, van het huis van Azarja tot de Punt en tot de Hoek. 25 Palal, de zoon van Uzai, werkte tegenover de Punt en de hoge uitspringende toren van het koninklijk paleis, bij het plein van de paleiswacht. Daarnaast werkten Pedaja, de zoon van Paros, 26 en de tempelknechten die op de Ofel woonden, aan het gedeelte tot aan de Waterpoort in het oosten en de paleistoren. 27 Ook de inwoners van Tekoa herstelden nog een deel, het deel dat begint bij de grote uitspringende toren en loopt tot de muur van de Ofel. 28 De priesters waren aan het werk in het gedeelte boven de Paardenpoort, ieder tegenover zijn eigen huis. 29 Verderop repareerde Sadok, de zoon van Immer, de muur tegenover zijn huis, en naast hem werkte Semaja, de zoon van Sechanja en de bewaker van de Oostpoort. 30 Chananja, de zoon van Selemja, en Chanun, de zesde zoon van Salaf, herstelden weer een ander gedeelte van de muur, en Mesullam, de zoon van Berechja, werkte tegenover zijn eigen vertrek. 31 Malkia, een goudsmid, repareerde de muur tot het huis van de tempelknechten en de handelaars, tegenover de Wachtpoort en tot de bovenzaal van de Hoek. 32 En tussen de bovenzaal op de Hoek en de Schaapspoort werkten de goudsmeden en de handelaars. (NBV21)
Met het noemen van de Schaapspoort zijn we weer aan het begin van de muur gekomen. Heel Jeruzalem rond werd er gewerkt. Iedereen nam een deel, goudsmeden, tempelknechten, handelaars, boeren uit de omgeving, inwoners van Jeruzalem, noem maar op. Er worden al heel veel poorten genoemd, Dalpoort, Mestpoort, Bronpoort, Schaapspoort, Vispoort, Oude Poort, Waterpoort, Paardenpoort, Oostpoort, Wachtpoort, en dan wordt later nog de Efraïmpoort genoemd. Uiteindelijk zullen er 12 poorten in de nieuwe muur van Jeruzalem komen, voor elke stam één, daar kan de hele wereld terecht. Voor iedereen zal er recht zijn in Jeruzalem. Dat is de betekenis van al die poorten. Daarom wordt er ook door iedereen aan die muur gewerkt. Het is dus heel uitdrukkelijk niet een muur van afsluiten en buitensluiten, niet de muur die wij rond Europa hebben gebouwd. Het is een muur van bescherming voor de zwakken en van recht doen aan iedereen. Alle volken moeten zich uiteindelijk tot die stad kunnen keren om Vrede te zoeken en recht voor de mensen op aarde.
Daar zal ook de bevrijding van de armen vandaan moeten komen. In het laatste boek van de Bijbel, de Openbaring van Johannes, wordt die stad met 12 poorten geschetst als hij eindelijk klaar zal zijn. Daar wordt dan gesproken over gouden straten en poorten met parels belegd. Zover is het in het boek Nehemia nog lang niet. Daar wordt de nieuwe muur gebouwd op de puinhopen van de geschiedenis. Maar omdat iedereen meedoet ontstaat er wel hoop op het ontstaan van de nieuwe samenleving waar mensen weer recht wordt gedaan. Nu werd Nehemia nog uitgelachen om zijn gewaagde onderneming, nu had hij nog officieren en soldaten nodig om zich te beschermen maar kennelijk waren er genoeg mensen die er op vertrouwden dat deze onderneming kans van slagen had. Dat moet ook ons moed geven te werken aan een nieuwe samenleving. Een land zonder onrechtvaardige tolmuren en een land waar aan iedereen recht wordt gedaan. Waar blank en zwart, moslim en christen, gelovige en ongelovige, man en vrouw, homo en hetero, gezonden en gehandicapten, jongeren en ouderen, samen mogen leven en waar ieder tot zijn en haar recht mag komen.
Net als in de tijd van Nehemia vraagt dat nog wel een heleboel sjouwen en ploeteren en veel mensen die de handen uit de mouwen willen steken. De bovenzaal uit het verhaal van Nehemia zal niet de bovenzaal zijn uit het verhaal van Jezus van Nazareth waar hij de maaltijd hield met zijn volgelingen, die maaltijd waar hij brood deelde en de beker liet rondgaan als zijn lichaam en bloed. Maar het werk met elkaar nodigt wel uit om samen maaltijd te houden met iedereen die mee wil bouwen. En wat verdienden die arbeiders aan de muren van Jeruzalem? Er wordt niet over gesproken. Hier en daar schemert er een verhaal over gevaar door, dat ze de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand hielden. Maar betere burgers of betere gelovigen werden ze niet. Er werden geen zonden door vergeven. Ze waren integendeel God dankbaar dat ze dit werk weer konden doen. Dankbaar dat iedereen door God was geroepen om er aan mee te doen. Zo mogen wij ook aan onze samenleving werken. Niet om er beter van te worden, niet om er door gered te worden. Wij zijn het niet zelf die dit verzinnen, wij zijn door God op weg gestuurd om God te eren door onze naaste lief te hebben als onszelf. Daarom het werk wacht, aarzel niet.