Nehemia 3:11-21
11 Een volgend gedeelte, met de Bakoventoren, werd hersteld door Malkia, de zoon van Charim, en door Chassub, de zoon van Pachat-Moab. 12 Sallum, de zoon van Halloches en het hoofd van de andere helft van het district Jeruzalem, werkte naast hen, samen met zijn dochters. 13 Chanun en de inwoners van Zanoach herstelden de Dalpoort: ze bouwden hem op, plaatsten de deuren, compleet met sluitbalken en grendels, en repareerden de muur over een lengte van duizend el, tot aan de Mestpoort. 14 De Mestpoort zelf werd hersteld door Malkia, de zoon van Rechab, het hoofd van het district Bet-Hakkerem. Hij bouwde hem op en plaatste de deuren, compleet met sluitbalken en grendels. 15 Sallun, de zoon van Kolchoze en het hoofd van het district Mispa, herstelde de Bronpoort. Hij bouwde hem op, legde het dak en plaatste de deuren, compleet met sluitbalken en grendels, en hij repareerde de muur die van het waterbekken van het kanaal naar de paleistuin loopt tot aan de trappen die leiden naar de Davidsburcht. 16 Verderop werkte Nechemja, de zoon van Azbuk en het hoofd van de ene helft van het district Bet-Sur, tot tegenover de graven van het huis van David, en verder tot aan het aangelegde waterbekken en het Huis van de helden. 17 Daarnaast werkten de Levieten Rechum, de zoon van Bani, en Chasabja, het hoofd van de ene helft van het district Keïla, namens dat district. 18 Een volgend deel werd hersteld door verwanten van hen. Binnuï, de zoon van Chenadad en het hoofd van de andere helft van het district Keïla, 19 en Ezer, de zoon van Jesua en het hoofd van Mispa, herstelden het gedeelte tegenover de helling naar het wapendepot, bij de Punt. 20 Met grote ijver herstelde Baruch, de zoon van Zabbai, een volgend deel, van de Punt tot de ingang van het huis van Eljasib, de hogepriester. 21 Meremot, de zoon van Uria, de zoon van Hakkos, herstelde nog een stuk, en wel van de ingang van het huis van Eljasib tot aan het einde daarvan. (NBV21)
Het blijft vreemd om te zien hoe sommige kerkleiders en zogenaamde christelijke gelovigen zich in allerlei bochten wringen om vrouwen buiten de leiding van kerk en samenleving te houden. Aan de Bijbel kunnen ze hun argumenten toch niet ontlenen. Zelfs aan de herbouw van Jeruzalem na de ballingschap werkten vrouwen mee. Het hoofd van een van de twee helften van het district Jeruzalem had zijn dochters meegenomen om mee te helpen aan de bouw van de muur. En als je dan de inwoners van Zanoach genoemd ziet dan denk je direct aan de mannen en vrouwen, aan de ouderen en de kinderen, die met elkaar in de vroege ochtend er op uitgetrokken waren om de Dalpoort te herbouwen, de deuren te plaatsen compleet met sluitbalken en grendels en de muur te repareren tot aan de Mestpoort. Die poorten hadden ze weer nodig om te kunnen leven met de Thora. De richtlijnen voor een menselijke samenleving die het volk eeuwen daarvoor had ontdekt na de bevrijding uit de slavernij in Egypte. Als je samen wil overleven dan moet je bereid zijn samen te delen, alles voor elkaar over te hebben en met elkaar in vrede te leven.
Dan valt het onderscheid tussen mannen en vrouwen, tussen jong en oud weg. Dat was toen in de woestijn, dat was in de dagen van Nehemia, dat was toen Jezus van Nazareth vrouwen en mannen genas zonder onderscheid en dat is ook in onze dagen nog niet anders geworden. Wie vrouwen probeert af te houden van leidende posities in Kerk en Samenleving volgt oude Heidense Wetten, de Wetten van voorspoed, vruchtbaarheid en profijt die beelden van de goden hadden gemaakt en waar de goden die met eigen handen gemaakt waren werden aanbeden. In dit verhaal van Nehemia is geen sprake van goden die met eigen handen gemaakt worden. Integendeel, hier is het de stadsmuur die van poort tot poort wordt herbouwd. En die stadsmuur wordt niet zomaar rond een stad gebouwd als teken van afzondering en uitsluiting voor vreemden. Nee die stadsmuur wordt gebouwd als bescherming rond de Wet van de Liefde die de kostbaarste plek van het koninkrijk Israël in neemt in de Tempel in de stad van de vrede Jeruzalem.
Door al die poorten die er gebouwd worden kunnen dan alle volken binnenstromen om zich tot het recht van de armen, tot die Wet van Liefde, te wenden. In Israël was de poort vanouds de plaats van het recht. Daar kwamen de oudsten, de familiehoofden, bijeen, daar kwamen de oude en wijze mensen van de stad of het dorp bijeen. Daar waren de troosters van de armen, daar werd aan mensen recht gedaan, daar mochten mensen tot hun recht komen. Dat is niet alleen een zaak van regels die los staan van mensen, maar dat is een zaak van Liefde voor mensen en voor de samenleving. Daar leeft het visioen van het volk Israël, dat is de droom van Nehemia. Daar werken bestuurders, ambtenaren, werklieden, dorpsbewoners, tempeldienaars, mannen en vrouwen aan de verwerkelijking van die droom. Op die manier kunnen ook wij allemaal bouwen aan de stad van die dromen, aan een samenleving waar ieder tot zijn recht komt, mannen en vrouwen, vreemdeling en ingezetene. Er is daarvoor nog zat werk te doen.