Nehemia 3:1-10
1 Eljasib, de hogepriester, begon samen met zijn medepriesters aan de herbouw van de Schaapspoort. Nadat ze die hadden ingewijd, plaatsten ze de deuren en wijdden ze het gedeelte van de Honderdtoren tot de Chananeltoren in. 2 Naast hem werkten de mannen van Jericho, en daarnaast Zakkur, de zoon van Imri. 3 De Vispoort werd door de zonen van Senaä herbouwd. Ze legden de balken en plaatsten de deuren, compleet met sluitbalken en grendels. 4 Naast hen voerde Meremot, de zoon van Uria, de zoon van Hakkos, de herstelwerkzaamheden uit, en daarnaast Mesullam, de zoon van Berechja, de zoon van Mesezabel, en wat verderop Sadok, de zoon van Baäna. 5 Daar weer naast werkten de inwoners van Tekoa, maar de aanzienlijken van die stad lieten zich door hun heer geen werk opleggen. 6 De Oude Poort werd hersteld door Jojada, de zoon van Paseach, en door Mesullam, de zoon van Besodja. Ze legden de balken en plaatsten de deuren, compleet met sluitbalken en grendels. 7 Naast hen werkten Melatja uit Gibeon en Jadon uit Meronot met de mannen uit Gibeon en Mispa, waar de residentie van de gouverneur van de provincie Trans-Eufraat was. 8 Weer verder werd Jeruzalem tot aan de Brede Muur herbouwd door de goudsmid Uzziël, de zoon van Charhaja, en door Chananja, een zalfbereider. 9 Refaja, de zoon van Chur en het hoofd van de ene helft van het district Jeruzalem, werkte daar weer naast. 10 Jedaja, de zoon van Charumaf, herstelde het gedeelte tegenover zijn huis, en Chattus, de zoon van Chasabneja, werkte naast hem. (NBV21
Het boek Nehemia gaat over de herbouw van Jeruzalem volgens het bevel van Koning Cyrus nadat de ballingen waren teruggekeerd. Het herstel van de poorten begint met het herstel van de Schaapspoort door de hogepriester. Eigen belang zou je zo zeggen want schapen waren de voornaamste offerdieren en die zouden vast wel door de schaapspoort naar de Tempel gedreven zijn. Maar opvallend in dit gedeelte zijn toch al die namen en beroepen die genoemd worden. Goudsmeden, zalfbereiders, de inwoners van Tekoa en dan zeker niet de aanzienlijken. Gewone mensen die soms uit ballingschap waren teruggekeerd, soms achtergebleven waren en de verwoesting van muur en poorten hadden meegemaakt. Uit heel Israël waren er mensen gekomen om te helpen bij de wederopbouw van Jeruzalem. Van hoog tot laag van dichtbij en veraf, allen die hier worden genoemd worden genoemd omdat ze werkten aan het herstel van de stad van de vrede.
Wat dat betreft mogen we ons afvragen of we ook in het rijtje genoemd zouden zijn. Want ook in onze samenleving klinkt steeds luider de roep om te werken aan de stad van de vrede. Tegen het haat zaaien zijn wetten ingesteld die het haat zaaien strafbaar hebben gesteld maar er zijn nog steeds politici die zich daar niets van aantrekken. Toch klinkt ook in onze samenleving steeds vaker de oproep of we mee willen bouwen aan een stad van de vrede, aan een land met prachtwijken waar mensen in vrede samen kunnen wonen. Waar mensen die niet terug kunnen naar een land van herkomst niet in gevangenissen belanden zonder een misdrijf te hebben begaan maar gastvrij onderdak krijgen en een nieuwe toekomst. Of dat we ons blijven laten regeren door angsten. Angst voor een religie die nu uit vreemde landen komt bijvoorbeeld. Honderden jaren was Nederland het grootste Islamitische land op de wereld. Maar omdat die Islamieten bruin waren en ver weg woonden en omdat we er toch regelmatig van die aardige zendelingen heen stuurden konden ze ons niet bedreigen.
Maar nu ze naast ons wonen en die Islamitische medeburgers van vroeger een eigen land zijn begonnen worden ze ineens gevaarlijk. Islamisten stoken de angst nog eens verder op. Wat zou een Iraanse geleerde wel niet naar huis schrijven als hij het Christendom in Staphorst of op Urk zou bestuderen. Daar in Iran hebben ze al even vreemde voorstellingen van ons als wij vaak van hen hebben. En als we merken dat Nederlandse emigranten naar Canada of Australië denken dat wij nog steeds leven als in de jaren 50 toen zij emigreerden moeten we beseffen dat een Turks premier Erdogan gelijk heeft als hij zijn landgenoten maant op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in zijn land en niet ouderwetser te worden dan de rest van de voormalige landgenoten. De vraag of we ons door angst laten regeren of samen willen bouwen aan de stad van de vrede is dus niet onterecht. Ieder zal zelf de keuze kunnen maken: Nederland bekent kleur.