Matteüs 21:1-9
1 Toen ze Jeruzalem naderden en bij Betfage op de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus twee leerlingen eropuit 2 met de opdracht: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra je het binnenkomt, zul je een ezelin vinden die daar vastgebonden staat met haar veulen. Maak de dieren los en breng ze bij Me. 3 En als iemand jullie iets vraagt, antwoord dan: “De Heer heeft ze nodig.” Dan zul je ze meteen meekrijgen.’ 4 Dit is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat door de profeet gezegd is: 5 ‘Zeg tegen vrouwe Sion: “Kijk, je koning is in aantocht, Hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”’ 6 De leerlingen gingen op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen. 7 Ze brachten de ezelin en het veulen mee, legden er mantels overheen en Jezus ging erop zitten. 8 Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken takken van de bomen en spreidden die uit op de weg. 9 De talloze mensen die voor Hem uit liepen en achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel!’(NBV21)
De vraag is of Jezus van Nazareth de Koning is waarover de profeet heeft geschreven of niet? Eigenlijk blijft het antwoord verborgen. Hoe dat Koningschap van Jezus van Nazareth er uit zou komen te zien zouden ze merken als ze in Jeruzalem kwamen. Hier is dus niet een Koning die een mooi pak aantrekt. Een gebedsgenezer op een groot podium met een koor en orkest achter zich om de genezingen met passende muziek te begeleiden. Als we Jezus van Nazareth willen volgen dan hoort onze aandacht dus niet bij de grote podia, de glitter en het klatergoud, maar naar de kant van de weg waar de mensen zitten die alleen nog irritant kunnen schreeuwen. En die mensen zijn er ook vandaag nog volop.
Geen populistisch christendom waar het aantal telt en de pret die het geeft. Niet de rode loper gaat uit, waar geen mens over mag lopen voordat de koning is gepasseerd, maar de mantels en de takken van de bomen. Dat krijg je pas als je luistert naar het geroep van de mensen die aan de kant van de weg leven. En op weg naar Jeruzalem maakten de mensen de twijgen van de bomen los en legden ze hun mantels op de grond als een rode loper voor een nieuwe koning. Hosanna riepen ze en je mag je best afvragen wat dat betekent. Oorspronkelijk was het een roep om hulp, maar in de loop van de tijd was het ook een uitroep van vreugde geworden. Misschien is de beste vertaling wel iets als “Hiep, Hiep, help”. Al die mensen waren op weg naar Jeruzalem om het feest van Pesach te vieren. Dan moest je offeren, dan moest je een maaltijd houden met de familie, de priesters, de armen en de vreemdelingen uit je dorp.
Dat wat Jezus daar overkwam was niet nieuw. De profeten hadden het al gezegd. Hoog te paard rijdt onrecht langs de wegen, zoals Oosterhuis dat weergeeft, maar de Koning naar Gods hart die de hele wereld zal verlossen van ellende, geweld en onderdrukking rijdt op een ezel, die is aanraak baar. Als je toch al in een opperbeste stemming bent dat wordt het nog mooier als zo’n verwachting over de komst van een echte bevrijder wordt nagespeeld. Iedereen speelt dan ook mee. Mantels worden op de grond gelegd, takken van de bomen gerukt en de zogenaamde jubelpsalmen klinken alom uit volle borst, Hossanna is zoiets als Hiep, Hiep, hoera, Leve de Koning zegt de voorzitter van de Eerste Kamer op een dergelijk moment. In die optocht mogen wij meelopen. De minsten voorop, bevrijde slaven, slachtoffers van de Holocaust, vluchtelingen voor geweld en onrecht, gewetensgevangenen noem maar op. Wij rukken wel de takken van de bomen.