Matteüs 21:10-17
10 Toen Hij Jeruzalem binnenging, raakte de hele stad in rep en roer. ‘Wie is die man?’ wilde men weten. 11 Uit de menigte werd geantwoord: ‘Dat is Jezus, de profeet uit Nazaret in Galilea.’ 12 Jezus ging de tempel binnen en joeg iedereen weg die daar iets kocht of verkocht. Hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver 13 en riep hun toe: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn,” maar jullie maken er een rovershol van!’ 14 Toen kwamen er in de tempel blinden en verlamden naar Hem toe, en Hij genas hen. 15 De hogepriesters en de schriftgeleerden zagen welke wonderen Hij verrichtte en hoorden hoe de kinderen in de tempel ‘Hosanna voor de Zoon van David!’ riepen, en ze waren hoogst verontwaardigd. 16 Ze vroegen Hem: ‘Hoort U wat ze zeggen?’ En Jezus antwoordde hun: ‘Jazeker! Hebt u dan nooit gelezen: “Door de mond van kinderen en zuigelingen hebt U zich lof laten toezingen”?’ 17 Zo liet Hij hen staan, en Hij ging de stad uit, naar Betanië, waar hij de nacht doorbracht. (NBV21)
Dat Pesachfeest was een groot en belangrijk feest. De uittocht uit Egypte werd herdacht en daarbij speelden bevrijding uit de slavernij en de vorming van een groep slaven tot een eigen volk een grote rol. Tijdens de bezetting door de Romeinen was er altijd de verwachting dat er met Pesach een einde aan die bezetting zou komen. De komst naar Jeruzalem om te offeren en te delen met de minsten was de vervulling van de gebod uit de Tora. Je kan echter moeilijk met een grote kudde offerdieren de reis maken en daarom mocht je je offerdieren thuis verkopen en van de opbrengst in Jeruzalem weer nieuwe offerdieren kopen. Iedereen kan zich voorstellen wat een industrie zich daaruit kan ontwikkelen. De vraag is groot, het aanbod beperkt en dus stijgt de prijs. Jezus ramt die profiteurs de voorhof van de Tempel uit.
Kinderen kunnen zo spontaan zijn. Ze twijfelen nog niet. Voor hen is hun wereld ook de wereld en alles wat daar buiten ligt is onbekend en bestaat daarom ook eigenlijk niet. Pas in de loop van hun ontwikkeling gaan ze de wereld ontdekken en leren ze dat er mensen leven die ze nooit zullen ontmoeten en plaatsen bestaan waar ze nooit zullen komen. Uiteindelijk komen ze op een punt in hun leven waar ze met Paulus kunnen roepen dat al de kennis die ze opdeden eigenlijk een last is. Gewoon kijken naar een dode boom en dan niet verbaasd zijn dat ook de bladeren er af vallen hebben ze dan verleerd. Gewoon beginnen aan het verwijderen van ook de zwaarste obstakels als dat nodig is durven ze dan niet meer.
Daar heeft Jezus van Nazareth het over. Hij had uit Psalm 8 geleerd dat die manier waarop kinderen naar hun wereld kijken je het dichtst bij God kan brengen. En als de mensen iets te grote woorden lijken te gebruiken om hem aan te duiden dan wijst hij al die knappe geleerden op die Psalm. Die mogen we bij het begin van de Goede Week mee zingen, als kinderen van God. Maar dat de hogepriesters en de schriftgeleerden verontwaardigd waren valt te begrijpen. Zij waren er op uit om de vrede met de Romeinen te bewaren. En dan komt er zo’n zwerver uit het land van de Heidenen, Galilea en die maakt ter plekke een nieuwe samenleving. De profetie van Jesaja wordt waar, blinden gaan zien en lammen gaan lopen. Maar Jeruzalem is hun stad dus Jezus ging slapen in een dorp even buiten Jeruzalem. Wij mogen ons bezig houden met zijn Koninkrijk, zieken verzorgen, bedroefden troosten en vreemdelingen gastvrij ontvangen.