Spreuken 20:11-20
11 Reeds een kind laat zich kennen door zijn daden, door wat het doet, zie je of het eerlijk en oprecht is. 12 Een oor dat hoort, een oog dat ziet, de HEER heeft beide gemaakt. 13 Slaap niet al te graag, dan word je niet arm, sta vroeg op, dan heb je genoeg te eten. 14 ‘Niets waard! Niets waard!’ zegt de koper, maar als hij weggaat, wrijft hij zich in de handen. 15 Goud en edelstenen zijn er genoeg, maar wijze woorden zijn een zeldzaamheid. 16 Als iemand borg wil staan voor een vreemde, kun je gerust zijn mantel nemen en die verpanden aan een andere vreemdeling. 17 Gestolen voedsel smaakt aanvankelijk goed, maar later lijkt je mond gevuld met kiezels. 18 Overleg doet plannen slagen; voer een oorlog met beleid. 19 Bij een roddelaar is een geheim niet veilig, laat je niet in met een loslippig mens. 20 Als je je vader en moeder vervloekt, wordt je levenslicht gedoofd in de diepste duisternis. (NBV21)
Aan een kind kun je al door de daden zien of het eerlijk en oprecht is zegt de Spreukendichter. Wij, die door de Romantiek zo gemakkelijk vertederd raken door het onschuldige kindergezicht, moeten dat misschien nog wel eens wat sterker leren. We moeten leren letten op het gedrag van onze kinderen en daar niet vergoelijkend over doen. Je hoort ouders nog wel eens zeggen: “het zijn nog maar kinderen” Nee, ook verkeerd gedrag van kinderen is verkeerd gedrag. Ook kinderen kunnen ogen en oren hebben die ze van God meegekregen hebben. Het gaat er om dat ook onze kinderen opgroeien tot nuttige leden van de samenleving die niet alleen voor zichzelf kunnen zorgen maar ook met anderen weten te delen. Volwassenen, die ook geleerd hebben bestand te zijn tegen de vuige trucjes waarmee in de wereld op de markten wordt geopereerd.
Het Spreukengedeelte dat we vandaag lezen laat zich ook lezen als een verzameling wijze lessen voor opgroeiende jeugd. Ouderen weten het wel, vaak door schade en schande wijs geworden, goud, zilver en diamanten worden je gemakkelijk beloofd, maar wijze woorden zijn met een lantaarntje te zoeken. Borg staan voor een ander moet je ook niet al te gemakkelijk doen. De overvloed en het gemak waarmee onze banken in de afgelopen decennia leningen hebben verstrekt aan ieder die maar wilde lenen heeft uiteindelijk bijna onze hele economie te gronde gericht. In het klein waarschuwt de Spreukendichter er al tegen in zijn waarschuwing tegen de borg voor een lichtzinnig mens. We moeten ook in onze eigen omgeving die waarschuwingen soms laten horen en zorgen dat mensen beschermd worden tegen verleidelijk maar onverantwoord gedrag. En met stelen los je al helemaal niks op.
Je moet volgens de Bijbel altijd blijven beseffen wie je voorouders zijn. Ook de vader en moeder die in het Spreukenboek worden genoemd zijn de slaven die uit Egypte werden bevrijdt. Als je die vervloekt dan vervloek je alle armen en zwakken in je samenleving, dan vervloek je iedereen die in een probleem is gekomen. Dan ben je dus op geen enkele manier in staat om mensen in nood te helpen, om een hand uit te steken naar je naaste. Je merkt een dergelijke houding allereerst bij mensen die het zelf wat beter hebben, die willen bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking afschaffen. Beter is plannen te maken hoe je kunt voorkomen zelf arm te worden en toch genoeg over te houden om een ander te helpen. Over die plannen hoef je niet op te scheppen of ze rond te bazuinen, mensen die dat te gemakkelijk rondvertellen kun je maar beter mijden. Gelukkig mogen wel elke dag opnieuw beginnen, ook vandaag weer.