Spreuken 16:10-22
10 De koning spreekt Gods oordeel uit, wanneer hij rechtspreekt, faalt hij niet. 11 De HEER bepaalt de maatstaf van het recht, Hij stelt de gewichten en balans vast. 12 Koningen verfoeien wetteloosheid, rechtvaardigheid schraagt hun troon. 13 Een koning schept behagen in oprechte woorden, wie de waarheid spreekt is hem dierbaar. 14 De woede van de koning is een bode van de dood, een wijze brengt hem tot bedaren. 15 Het stralende gezicht van de koning brengt leven, als een voorjaarsregen is zijn gunstbewijs. 16 Hoeveel beter is het wijsheid te verwerven dan goud, hoezeer is inzicht te verkiezen boven zilver. 17 Wie oprecht is, mijdt de weg van het kwaad, wie op het rechte pad blijft, beschermt zijn leven. 18 Hooghartigheid gaat vooraf aan ellende, hoogmoed komt voor de val. 19 Beter in eenvoud leven met de armen dan de buit verdelen met hoogmoedigen. 20 Wie goed luistert, zal het goed vergaan, wie op de HEER vertrouwt is gelukkig. 21 Wie wijs is van hart, wordt verstandig genoemd, wie op milde toon spreekt, heeft meer overtuigingskracht. 22 Inzicht is een bron van leven, dwazen worden met dwaasheid gestraft. (NBV21)
Voor “Koning” moeten we in onze dagen “regering” lezen. Het gedeelte dat we vandaag lezen geeft ons de gelegenheid ons Openbaar Bestuur te toetsten aan de Bijbel. Onze Koning regeert immers bij de Gratie Gods, hij mag het van God en moet daar dankbaar voor zijn betekent dat. Maar Onze Koning laat het regeren in de praktijk over aan haar ministers die samen een regering vormen onder leiding van een minister- president. Die regering is zolang te handhaven als de vertegenwoordiging van het volk het goed vindt. Om de woorden van de schrijver van het boek Spreuken ook vandaag te kunnen verstaan en er wat aan te hebben moeten we dus eerst inzicht hebben in wie eigenlijk onze “Koning” is. In het gedeelte van vandaag worden een aantal stellingen gegeven waaraan onze regering, in samenhang met parlement en Koning, moeten voldoen wil je kunnen zeggen dat ze in overeenstemming met de Bijbel regeren.
De maat waarmee het Openbaar Bestuur wordt gemeten is God zelf, zijn de eigenschappen die we van God kennen uit de Bijbel en die God dus zelf heeft geopenbaard. God gaat immers alle verstand te boven en ook in wat we van God menen te weten kunnen we God niet vangen. Maar dat een Koning moet gruwen van datgene waar God van gruwt is uit het begin van het gedeelte van vandaag direct duidelijk. En dat er dus aan ons Openbaar Bestuur het een en ander ontbreekt is ook duidelijk. Vraag het maar eens na bij de klokkenluiders, mensen die in het algemeen belang misstanden aan de kaak stelden en van onze Overheid alleen maar tegenwerking en ellende mochten ondervinden. Wie de waarheid spreekt mag dan een goede overheid dierbaar zijn, zo willen we er meer hebben, maar die goede overheid hebben wij nog niet weten te kiezen.
Ook een Koning heeft een wijze nodig die hem toespreekt, raad geeft, corrigeert als het verkeerd dreigt te gaan. In het verhaal van de Bijbel zijn het vaak de profeten die de Koning aanspreken op het onrecht dat in het land plaatsvindt, of zelfs dat de Koning zelf bedrijft omdat het hem goed uitkomt. Maar de schrijver van de Spreuken verbreedt het. De wijze is iemand die inzicht heeft in wat God wil, iemand die ziet dat je ook in het Openbaar Bestuur de minsten, de zwaksten voorop moet zetten. Daar gaat dit gedeelte uit het boek Spreuken ook over. De bereidheid om in het land te delen met elkaar, er voor te zorgen dat iedereen tot zijn of haar recht komt, dat iedereen kan meedoen en iedereen genoeg heeft om van te leven maken dat het land tot bloei zal kunnen komen, dat het Openbaar Bestuur zo handelt als de God van Israƫl van alle mensen vraagt. Wij moeten dit gedeelte maar overschrijven en leggen naast de plannen die ons de komende tijd worden voorgelegd en waaruit we in september mogen kiezen. De Bijbel roept ons dan op te kiezen voor het leven.