Titus 3:1-14
1 Herinner allen eraan dat ze overheid en gezag moeten erkennen en gehoorzaam moeten zijn, bereid om altijd het goede te doen, 2 dat ze van niemand mogen kwaadspreken, vredelievend en vriendelijk moeten zijn en zich tegenover alle mensen steeds zachtmoedig moeten gedragen. 3 Ook wij waren eens onverstandig, ongehoorzaam, op de verkeerde weg, slaaf van allerlei begeerten en lusten. Ons leven stond in het teken van boosaardigheid en afgunst, we verafschuwden en haatten elkaar. 4 Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze redder, openbaar geworden 5 en heeft Hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest, 6 die Hij door Jezus Christus, onze redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten. 7 Zo zijn wij door zijn genade rechtvaardig verklaard en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop onze hoop gericht is. 8 Deze boodschap is betrouwbaar. Ik wil dat je hierover met overtuiging spreekt, opdat zij die op God vertrouwen zich erop toeleggen het goede te doen. Daar heeft iedereen baat bij. 9 Maar houd je verre van dwaze speculaties en geslachtsregisters en dat geruzie en geredetwist over de wet, want dat is allemaal nutteloos en dwaas. 10 Wie na twee keer te zijn terechtgewezen nog steeds verdeeldheid zaait, moet je uit de gemeente verwijderen; 11 je weet dat zo iemand het spoor volkomen bijster is en door te zondigen zichzelf veroordeelt. 12 Zodra ik Artemas of Tychikus naar je toe heb gestuurd, moet je bij mij in Nikopolis komen. Ik heb besloten daar de winter door te brengen. 13 Rust Zenas, de rechtsgeleerde, en Apollos goed toe voor hun reis, zodat het hun aan niets ontbreekt. 14 Laten ook onze mensen leren zich in te spannen om het goede te doen waar dat dringend nodig is. Zo maken ze zich nuttig. 15 Allen die bij mij zijn, groeten je. Groet al onze vrienden in het geloof.
Genade zij met jullie allen. (NBV21)
De brief aan Titus werd, net als de andere boeken van het Nieuwe Testament, geschreven in een tijd dat de nieuwe religie van Jezus aanhangers, Christenen genoemd, nog verdacht waren. Wilden ze niet een nieuw Koninkrijk stichten? Hadden ze niet maar één Heer en dat was dan niet de Goddelijke Keizer? Gemakkelijk konden deze Christenen voor oproerkraaiers worden aangezien. Offeren in de tempels was er niet bij. Onderscheid tussen slaven en heren, tussen mannen en vrouwen, was in hun midden weggevallen. In wat geschreven werd moest men daarom voorzichtig zijn. Het ging weliswaar om de bevrijding van de gebondenen, om recht voor de armen, maar niet met geweld en revolutie. In een wereldrijk als het Romeinse zou dat volstrekte onzin geweest zijn. Je kon beter uitgaan van gehoorzaamheid aan de overheid. Als de overheid de brief aan Titus in handen zou krijgen dan lijkt dit gedeelte uit het derde hoofdstuk een keurige oproep.
Lijkt zeg ik want kijk eens goed. Er staat dat je ook voor de overheid altijd bereid moet zijn het goede te doen. Dat is niet zoals we het langzaam gewoon zijn gaan vinden. Zijn we het ergens niet mee eens dan reageren we vaak als reaguurders, we schelden er wat op los op het internet. Van Christenen wordt iets anders verwacht. In het gedeelte van vandaag staat daarom een moeilijk beeld, het beeld van de wedergeboorte. Gemakkelijk roepen Christenen dat ze wedergeboren Christenen zijn, maar als je ze vraagt naar de vruchten van hun wedergeboorte dan gaan ze stamelen. Meestal worden de armen en de zwakken er niet beter van. Toch wordt dat bedoeld. Alle mensen worden door de brief aan Titus opgeroepen om het goede te doen. Daarover moet Titus met overtuiging spreken. Ons ontbreekt het daaraan nogal eens.
Er zijn duizenden voorbeelden van mensen die geraakt worden door armoede en ellende en spontaan in hun eigen omgeving geld gaan inzamelen om die ellende om te keren in het goede. Of het nu komt door oorlog of door een natuurramp of zelfs gewoon door de domheid van de mensen die in nood zijn dat maakt dan niet uit. Als hulp nodig is moet hulp geboden worden zo redeneren mensen die geraakt worden door het lot van anderen. Het goede doen kan dus, ook vandaag. Het goede doen kan, het goede doen helpt, en het goede doen is nuttig ook vandaag, ook om ons heen. De winter heerst ook de komende week nog in heel veel vluchtelingenkampen waar mensen in tentjes wonen. Bij ons zijn er de voedselbanken en U bent er ook nog. We moeten er samen voor zorgen dat het kerstverhaal over vrede op aarde en in mensen een welbehagen niet al op Tweede Kerstdag is uitverteld.