Titus 2:1-15
1 Maar jij moet verkondigen wat overeenkomt met de heilzame leer. 2 Oudere mannen moeten sober, waardig en bezonnen zijn, en gezond in het geloof, de liefde en de volharding. 3 Ook oudere vrouwen moeten zich ingetogen gedragen, ze mogen niet kwaadspreken of verslaafd zijn aan wijn. Ze moeten goede raad weten te geven 4 en de jonge vrouwen voorhouden dat ze hun man en kinderen moeten liefhebben, 5 dat ze ingetogen, kuis, zorgzaam in het huishouden en vriendelijk moeten zijn, en dat ze het gezag van hun man moeten erkennen. Dan wordt het woord van God in ere gehouden. 6 Roep ook jonge mannen op in alles ingetogen te zijn. 7 Geef zelf met goede daden het voorbeeld, laat je leer zuiver en waardig zijn, 8 en verkondig de heilzame, onbetwistbare boodschap, zodat onze tegenstanders beschaamd staan en niets kwaads over ons kunnen zeggen. 9 Slaven moeten in alles het gezag van hun meester erkennen en het hem naar de zin maken. Ze mogen hem niet tegenspreken 10 of van hem stelen, maar moeten laten zien dat ze volkomen betrouwbaar zijn. Dan verhogen ze in alles wat ze doen het aanzien van de leer van God, onze redder. 11 Gods genade is openbaar geworden om alle mensen te redden. 12 Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, 13 in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van onze grote God en redder Jezus Christus. 14 Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot zijn volk te maken, dat zich volledig inzet om het goede te doen. 15 Gebruik je gezag om dit te verkondigen, moedig aan en wijs terecht. Laat niemand op je neerkijken. (NBV21)
Morgen is het Kerstfeest en met de kerk van alle tijden lezen we in de brief aan Titus waar het bij dat feest om gaat. Titus werkte voor de Kretenzers. We kennen Kreta van de verhalen over de Minotaurus, de Stiermens die in een groot doolhof werd gehouden en waar jonge mannen en vrouwen aan geofferd werden. We kennen ook de verhalen over het stierspringen waarmee de jonge mannen van Kreta hun mannelijkheid konden bewijzen. Het zijn allemaal verhalen over een volk dat bezeten was door angst voor vruchtbaarheid. Vrouwen hadden alle reden om te roepen: Metoo. Maar kijk dan eens naar wat er staat over oudere mannen. Dat het geen dronkaards moeten zijn lijkt voor de hand te liggen, de Romeinen konden overigens zeer uitgebreid genieten van zeer verfijnde maaltijden, die hoefden echt niet te wachten op Kerstmis. Soberheid is dus zo gek nog niet. Gezond in geloof en in de liefde en de volharding. Wat een merkwaardige opsomming lijkt het. Geloof gaat nog maar liefde en volharding. De meeste van geloof, hoop en liefde is de liefde volgens Paulus, een liefde zo heet het die zichzelf niet zoekt. Liefde voor de mensen. En vanuit die liefde kan een slaaf gehoorzaamheid aan zijn meester gevraagd worden. Vrouwen kan gevraagd worden het tegendeel van liederlijkheid uit te stralen.
Als je goed kijkt krijgen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, slaven en vrijen dezelfde adviezen van Paulus. Van het aanbrengen van een soort rangorde, waarbij de een de baas over de ander is, is geen sprake, allen hebben de mogelijkheid om reclame te maken voor het nieuwe leven. Allen wordt gevraagd die mogelijkheid aan te grijpen. In Christus is geen onderscheid tussen mensen en nu wordt aan Titus gevraagd dit ook in zijn nieuwe gemeente in praktijk te brengen. Die vraag kan ook aan ons worden gesteld. Dan moeten wij onszelf afvragen of we in onze gemeenten onderscheid maken tussen mensen op grond van hun sociale status, hun sekse of seksuele geaardheid of hun leeftijd. Voor allen geld immers dat geloof, hoop en liefde uitgestraald moet worden en voor ons samen of iedereen daar wel voldoende de kans voor krijgt. Het woord “Vroom” betekent in Oud Nederlands “Dapper”, je vindt het terug in het Wilhelmus, “Dat ik zo vroom mag blijven¦, den tirannie verdrijven” Vroom heeft tegenwoordig de bijbetekenis van “over godsdienstig”, maar soms moet je ook wel dapper zijn om je godsdienst uit te durven dragen. Dat is misschien ook wel een verklaring voor het radicaliseren van godsdienstige jongeren, christenen en islamieten. Het is een goed gevoel dapper te moeten zijn voor een goede zaak, je godsdienst.
Voortdurend gericht zijn op het goede doen, steeds maar weer hameren op recht voor de armen, op zorg voor de zwakken, is een taak. Dat je daarbij af en toe afhaakt, af en toe verzaakt, is een gegeven. Het verhaal dat Jezus van Nazareth met zijn leven heeft verteld maakt dat je elk moment opnieuw mag beginnen. Zelfs het korte optreden van Stefanus was niet vergeefs, het mag ons elk jaar op de Tweede Kerstdag weer tot voorbeeld dienen. Dat verhaal over het goede doen mogen we doorvertellen en we hoeven ons niet te laten afschrikken door de minachting waarmee geloof in rechtvaardigheid vaak wordt benaderd. Integendeel, mensen die menen het voor het zeggen te hebben in deze wereld hebben het eigenlijk mis. Als je in een tijd waarin de tering naar de nering gezet moet worden smalend doet over een voorstel om de allerrijksten iets meer mee te laten betalen aan de voorzieningen waar ook zij van profiteren dan lijk je wel sterk en machtig maar je bent eigenlijk alleen maar zwak. De wegen waarover auto’s rijden, de treinen waarin mensen zich laten vervoeren, de veiligheid die burgers geboden wordt zijn voorzieningen waar iedereen van profiteert. Mogen de rijken voor het instandhouden misschien wat meer bij mogen dragen dan de armen?