Hierbij zalf Ik je

2 Koningen 9:1-13

1 Ondertussen riep de profeet Elisa een van de leerlingen van de profetengemeenschap bij zich en droeg hem op: ‘Neem dit kruikje met olie en ga zo snel mogelijk naar Ramot in Gilead. 2 Daar aangekomen moet je Jehu opzoeken, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi. Ga naar hem toe en neem hem apart. Ga met hem naar een afgezonderd vertrek 3 en giet het kruikje olie over zijn hoofd uit met de woorden: “Dit zegt de HEER: Hierbij zalf Ik je tot koning van Israël.” Daarna moet je het vertrek verlaten en maken dat je wegkomt.’ 4 De jonge profeet ging naar Ramot in Gilead. 5 Toen hij daar aankwam, zaten de bevelhebbers van het leger bij elkaar. ‘Kan ik u spreken, overste?’ vroeg hij. ‘Wie van ons wilt u spreken?’ vroeg Jehu. ‘U, overste,’ antwoordde hij. 6 Jehu stond op en ging met de jonge profeet mee naar binnen. Daar goot de profeet de olie over Jehu’s hoofd uit en zei: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Hierbij zalf Ik je tot koning over Israël, het volk van de HEER. 7 Ruim het koningshuis van Achab, waarbij je in dienst staat, uit de weg, want Ik wil het bloed wreken van de profeten en van al mijn andere dienaren die door Izebel ter dood zijn gebracht. 8 Heel het koningshuis van Achab zal ten onder gaan, alle mannelijke leden van zijn familie zal Ik uitroeien, van hoog tot laag. 9 Het zal het koningshuis van Achab vergaan als het koningshuis van Jerobeam, de zoon van Nebat, en het koningshuis van Basa, de zoon van Achia. 10 En Izebel zal op de akkers van Jizreël door de honden worden opgevreten, niemand zal haar begraven.’ Daarop verliet de profeet het vertrek en maakte dat hij wegkwam. 11 Toen Jehu terugkwam bij de dienaren van zijn heer vroegen ze hem: ‘Is alles in orde? Wat moest die gek van jou?’ ‘Ach, wartaal natuurlijk, jullie kennen die lui toch,’ antwoordde Jehu. 12 ‘Maak dat een ander wijs,’ zeiden ze. ‘Zeg op, wat had hij te vertellen?’ Toen zei Jehu: ‘Hij heeft me het volgende gezegd: “Dit zegt de HEER: Hierbij zalf Ik jou tot koning van Israël.”’ 13 Ogenblikkelijk deden ze allemaal hun mantels af en spreidden die voor hem als loper over de traptreden uit. Toen bliezen ze op de ramshoorn en riepen: ‘Jehu is koning!’ (NBV21)

Mag je eigenlijk stoken tegen de wettige regering? Volgens vele zogenaamde gelovigen niet. God heeft immers Koningen en regeringen boven ons gesteld en daar moeten we het dan maar mee doen. De Bijbel heeft daar een ander verhaal over. Zelfs bij een democratie moet je soms tegen de regering in het geweer komen. In het boek Exodus staat dat je de meerderheid in het kwade niet mag volgen. In het verhaal dat we vandaag lezen stookt de profeet Elisa tegen de wettige koning van Israël. Hij was al eerder in botsing gekomen met die koning. De voorganger van Elisa, Elia, had een aantal keren heel hard gebotst met de stichter van het koningshuis, Achab. Die Achab had immers zijn vrouw Izebel toestemming gegeven om de afgodendienst uit haar thuisland ook in Israël in te voeren en daar dezelfde status te geven als de dienst aan de God van Israël. Telkens weer hadden Elia en Elisa verkondigd dat de God van Israël de enige God was en tevens de Heer van de wereld, de enige Heer.

Er was zelfs een profetenschool ontstaan die Elia en Elisa steunden in de dienst van de God van Israël. Eén van de profeten uit die school kreeg nu de opdracht om te gaan stoken tegen de Koning van Israël, Koning Joram. Die was in Jizreël om te herstellen van de wonden die hij had opgelopen in de strijd. De generaal en de soldaten waren nog op het slagveld in Rama, of Ramot, bij Gilead, een van de vrijsteden in Israël. In zo’n stad kon je niet worden gearresteerd maar dat was in Israël niet meer te vertrouwen want de profeet kreeg de opdracht zich direct uit de voeten te maken als hij klaar was. Hij moest de generaal Jehu tot koning zalven. Wel zo dat niemand het zou zien. Het was aan Jehu en aan zijn leger om de keuze wel of niet te aanvaarden. Jehu aarzelt dan ook nog even, maar als hij de boodschap doorgeeft beslist zijn leger dat hij met recht gezalfd was en riep zijn leger hem tot koning uit. Natuurlijk gebeurde dat niet zomaar.

Het recht en de gerechtigheid waren ver te zoeken in Israël. De dienst aan de God van Israël en daarmee de zorg voor de armsten was zwaar verwaarloosd. Zelfs de soldaten die oorlog hadden gevoerd en de slag hadden gewonnen kregen geen zorg of aandacht, de koning zorgde alleen voor zichzelf. Tegen een dergelijke koning, tegen een dergelijke regering mag je kennelijk niet alleen in opstand komen, uit het verhaal van vandaag klinkt dat je daartegen in opstand moet komen. Dat geld dus ook voor ons. Ook wij kunnen geen regering dulden die groepen in de samenleving tegen elkaar opzet, die de zwakken verwaarloost en de armen armer maakt, die hongerigen laat verhongeren en gevangenen zonder recht laat, die oorlog steunt en vrede verstoort. Tegen een dergelijke regering moeten ook wij in opstand komen, zelfs als die regering zogenaamd democratisch gekozen is.

Plaats een reactie