2 Koningen 8:16-29
16 Joram, de zoon van Josafat, werd koning van Juda in het vijfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab, terwijl Josafat nog over Juda regeerde. 17 Hij was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd, en regeerde acht jaar in Jeruzalem. 18 Hij volgde het voorbeeld van de koningen van Israël, net zoals het koningshuis van Achab dat deed, aangezien hij met een vrouw uit de familie van Achab getrouwd was. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, 19 maar toch wilde de HEER Juda niet vernietigen, omwille van zijn dienaar David, aan wie Hij had beloofd dat Hij het licht van zijn koningshuis voor altijd zou laten branden. 20 Tijdens de regering van Joram kwamen de Edomieten tegen Juda in opstand en wezen ze een eigen koning aan. 21 Joram trok met al zijn strijdwagens naar Saïr op. Maar de Edomieten omsingelden hem en de bevelhebbers van zijn strijdwagens. Toen deed hij ’s nachts een uitval en dreef de Edomieten terug, zodat het leger kon ontkomen. 22 Zo maakte Edom zich van Juda los, en dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. Ook Libna maakte zich in die tijd los van Juda. 23 Verdere bijzonderheden over Joram zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda. 24 Toen hij stierf, werd hij begraven bij zijn voorouders in de Davidsburcht. Zijn zoon Achazja volgde hem op. 25 Achazja, de zoon van koning Joram van Juda, werd koning in het twaalfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab. 26 Hij was tweeëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Eén jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Atalja, de kleindochter van koning Omri van Israël. 27 Hij volgde het voorbeeld van het koningshuis van Achab en deed wat slecht is in de ogen van de HEER, net zoals de leden van het koningshuis van Achab, want ook hij had een vrouw uit de familie van Achab getrouwd. 28 Achazja ging met koning Joram, de zoon van Achab, mee naar Ramot in Gilead om de strijd aan te binden met koning Hazaël van Aram. Maar toen Joram gewond raakte, 29 keerde hij naar Jizreël terug om te herstellen van de verwondingen die de Arameeërs hem tijdens de slag met koning Hazaël van Aram, bij Ramot, hadden toegebracht. Achazja, de zoon van Joram en koning van Juda, ging naar Jizreël om de gewonde koning Joram van Israël een bezoek te brengen. (NBV21)
Geschiedenissen van de Koningen van Juda. Het is of weer op de basisschool zitten en de graven van Holland, de stadhouders en de Koningen moeten leren. Toch is dat niet de bedoeling van het stuk dat we vandaag lezen. Natuurlijk er staat over Koningen en hun opvolgers. Maar erg nauwkeurig staat het er niet. Je moet heel erg scherp opletten om te ontdekken dat de kroonprinsen al een jaar de koninklijke waardigheid hadden voordat ze zelf koning werden. Misschien was de schrijver ook wat slordig toen hij dat opschreef. Er staat ook duidelijk dat als je echte geschiedenis wilt lezen je in een ander boek moet zijn, de kronieken van de koningen van Juda. Dat is een ander boek dan de Kronieken die in de Bijbel staan. Dat boek over die koningen van Juda is overigens verloren gegaan. Waarom staat dat gedeelte van vandaag dan wel in de Bijbel?
Daarvoor moeten we weer met de ogen van de Bijbel lezen. Werd de leer van Mozes gevolgd of niet? Er staat over deze koningen dat ze slecht deden in de ogen van God en wel omdat ze trouwden met een prinses uit het huis van Achab. Die prinsessen waren dochters van Isebel en die koningin had uit haar land afgodendienst meegenomen. Vruchtbaarheidsgoden waren geplaatst naast en soms zelfs in de Heiligdommen van de God van Israël. In de ogen van vrome Joden was dat ongeveer het slechtste wat mensen konden doen. Maar Juda werd daarvoor niet van de kaart geveegd. Het werd immers nog geregeerd door het Huis van David en David had de dienst rond de Ark van het verbond centraal in Israël gezet. In die Ark werd de richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf bewaard. Die grondregel wordt in dit verhaal tegenover de praktijk van het huis van Achab geplaatst. Dat maakt dat de Edomieten in opstand kwamen. In de Bijbel zijn de Edomieten de afstammelingen van Esau, de broer van Jakob.
Jakob had het eerstgeboorterecht van Esau gepikt en in dit verhaal kun je teruglezen dat die Edomieten heel lang ondergeschikt waren aan Israël. Nu de dienst aan de God van Israël ondergeschikt gemaakt is aan de dienst aan vreemde goden vervalt ook de heerschappij over andere volken. Dat geldt ook voor Libna. Een stad die misschien minder bekend is maar die was veroverd door Jozua. Het was een stad van Levieten, dienaren van de Tempel in Jeruzalem. Die Levieten hadden dus ook het idee gekregen dat ze beter zonder de koning van Juda verder konden gaan. De banden tussen Israël en Juda waren daarentegen heel goed, maar er werd heel slecht voor de zwaksten in het land gezorgd. Wat wij er van kunnen leren? Dat we op moeten blijven letten op onze regeringen, wie ons ook regeert, de zorg voor de zwaksten en de minsten in de wereld moet voorop blijven staan en niet de bescherming van de rijken en de machtigen. We zullen er de geschiedenis op moeten blijven beoordelen, zeker ook vandaag.