2 Koningen 4:8-24
8 Op zekere dag kwam Elisa door Sunem. Daar woonde een voorname vrouw die hem dringend uitnodigde om te komen eten. Van toen af aan ging hij elke keer als hij langs Sunem kwam bij haar eten. 9 De vrouw zei tegen haar man: ‘Die godsman die telkens bij ons op bezoek komt, is beslist heilig. 10 Laten we op het dak van ons huis een kamer voor hem maken en daar een bed, een tafel, een stoel en een lamp neerzetten, dan kan hij zich daar terugtrekken als hij bij ons komt.’ 11 Toen Elisa op een dag weer door Sunem kwam, onderbrak hij zijn reis en ging rusten in het voor hem ingerichte vertrek. 12 Hij vroeg zijn knecht Gechazi de gastvrouw te roepen. Toen de vrouw op Gechazi’s verzoek naar boven was gekomen 13 zei Elisa tegen Gechazi: ‘Vraag haar wat we voor haar kunnen doen in ruil voor alle moeite die zij zich voor ons getroost heeft. Kunnen we voor haar bij de koning pleiten, of bij de bevelhebber van het leger?’ Maar de vrouw antwoordde: ‘Ik leef te midden van mijn eigen volk.’ 14 Weer vroeg Elisa: ‘Kan ik echt niets voor haar doen?’ en Gechazi antwoordde: ‘Jawel, ze heeft geen zoon, en haar man is al oud.’ 15 Toen zei Elisa: ‘Roep haar binnen.’ Gechazi riep haar, de vrouw kwam in de deuropening staan 16 en Elisa zei tegen haar: ‘Vandaag over een jaar zult u een zoon in uw armen houden.’ ‘Nee, waarde godsman,’ antwoordde ze, ‘spiegel uw dienares toch niets voor.’ 17 Maar de vrouw werd zwanger en precies een jaar later baarde ze een zoon, zoals Elisa had voorzegd. 18 Het kind groeide op. Op zekere dag, toen hij was gaan kijken bij zijn vader, die met de maaiers op het land was, 19 riep hij plotseling uit: ‘Mijn hoofd! Mijn hoofd!’ De vader beval een knecht de jongen naar zijn moeder te brengen. 20 De knecht nam hem op en droeg hem naar zijn moeder. Zij hield hem op haar schoot, maar tegen het middaguur stierf hij. 21 Toen ging ze naar boven, legde de jongen op het bed van de godsman en sloot de deur van het vertrek. Daarna ging ze naar buiten 22 en riep tegen haar man: ‘Stuur me een van de knechten met een ezelin! Ik wil zo snel mogelijk naar de godsman, maar ik kom direct weer terug.’ 23 ‘Waarom zou je naar de godsman gaan?’ vroeg hij. ‘Het is toch geen nieuwemaan vandaag, en ook geen sabbat?’ ‘Maak je geen zorgen,’ zei ze. 24 Ze zadelde de ezelin en zei tegen de knecht: ‘Drijf de ezelin zonder ophouden aan, tot ik zeg dat je halt kunt houden.’ (NBV21)
Je zou toch zeggen dat zo’n vrouw, die een kamer op het dak van haar huis bouwt en die meubileert, dat voor haar eigen belang doet. Het lijkt toch zeer aantrekkelijk zo’n profeet, een godsman, op zolder te hebben die zo af en toe in ruil voor jouw gastvrijheid een wens kan vervullen, of God kan vragen een wens voor jou te vervullen. De Sunamitische, die zonder naam blijft, vraagt niets voor zichzelf, al heeft ze een grote wens, een zoon, een kind te krijgen. Want in een samenleving zonder pensioenvoorzieningen tel je als vrouw pas mee als je tenminste één kind hebt. Maar zelfs dat vraagt ze niet aan de profeet. Kennelijk is het haar genoeg door haar gastvrijheid dichter bij God te komen, te doen wat God vraagt, dat we delen zonder daar zelf beter van te willen worden. Protestanten willen graag een voorbeeld kunnen nemen aan de knecht Gechazi. Zonder dat de vrouw wat gezegd heeft ziet hij haar diepste wens, hij kent haar positie in haar samenleving en weet wat dat voor haar kan betekenen.
Ook Eliza ziet in dat die wens in vervulling moet gaan en dus ook zal gaan als ze er maar openlijk over weet te praten. Hij brengt het gesprek er over op gang en jawel, binnen een jaar is de zoon geboren. Een gesprek op gang brengen over de diepste wensen van iemand is moeilijk genoeg. Het begint er mee het aan te durven te praten over dat wat jezelf bezig houdt, om in elk geval te vertellen dat wat we graag willen ook gezegd mag wezen. Niet alleen in een gebed dat uitgesproken wordt in de binnenste binnenkamer, maar ook met je geliefden, met je naasten. Want houden van je naasten als van jezelf is ook houden van jezelf. En als je je naasten zover weet te krijgen, dan volgen de wonderen vanzelf. Maar wonderen komen niet als je ze nodig hebt, ook niet in dit verhaal. Het kind krijgt een zonnesteek al hoeft dat kind dus niet dood te zijn, maar bewusteloos is het in elk geval. De moeder kent de teleurstellingen van het leven maar heeft ook vertrouwen in de Godsdienst van de profeet. Kennelijk viert ze de religieuze feesten die in de oude boeken van Mozes worden genoemd, het maanfeest en de sabbat.
Ze weet ook de weg naar het heiligdom op de Karmel, een heiligdom voor de God van Israël dat nog door Elia weer in ere was hersteld. Als een profeet, priester, dominee of evangelist zegt dat hij namens God kan beloven dat het goed met je gaat dan mag je naar die persoon terugkeren als het verkeerd met je gaat. Spreek ze aan op hun beloften, waren die wel van God, of wilden ze er zelf eer mee verwerven?
Ook in onze tijd zijn er zogenaamde geloofsgemeenschappen die je welzijn en welvaart beloven als je maar een persoonlijke relatie met God of met Jezus heeft. Hun bijeenkomsten zitten stampvol want hoopt niet iedereen dat het goed met je zal gaan. Dat je geen zorgen hoeft te hebben over je gezondheid of je financiële omstandigheden. De boodschap van Jezus dat als in hem gelooft je vervolgd en bespot zult worden is heel wat minder aantrekkelijk. Zij die alles opgeven om de naaste te helpen kunnen daarover mee praten. Toch is die boodschap van Jezus de Waarheid. Als het schelden op de sociale media niet helpt staan er trachtoren, mannen met fakkels voor je huis of worden je ramen ingegooid met stenen. Het zijn tekenen dat je op de goede weg bent. Een weg die we allemaal elke dag opnieuw mogen gaan.